Begin jaren tachtig sprak ik een Rotterdams café een bekende vakbondsman. Ik vroeg hem of het ooit denkbaar zou worden dat prostituees zich bij de vakbond gingen aansluiten. Hij keek me verbijsterd aan: “Over mijn lijk”, luidde zijn antwoord. Hij is inmiddels inderdaad dood en heeft de toetreding van sekswerkers tot de FNV niet ‘hoeven’ mee te maken.

In 1978  had Elske ter Veld het al geprobeerd. Ook zij ving bot. De toenmalige voorzitter van de FNV, Arie Groenevelt, wees het openstellen van de FNV voor sekswerkers resoluut van de hand uit angst voor grootschalig ledenverlies. (Hazewinkel, 1982).

Het verhaal van de aansluiting bij de FNV beslaat drie periodes: de beginperiode die culmineerde in een poging een coöperatie van de grond te krijgen, de periode vanaf 1997, toen de FNV ook een afdeling voor Zelfstandigen Zonder Personeel kreeg en de periode van de wetswijziging (legalisering seksbedrijven). De laatste twee perioden staan elders beschreven. Dit bericht gaat over de eerste periode.

Mieke Veenstra op feest van De Rode Draad in 2000 in Rotterdam

Mieke Veenstra op feest van De Rode Draad in 2000 in Rotterdam

Wanneer seks werk als werk wordt erkend, komt vanzelf de vraag op naar een verbetering van de positie op de werkvloer van de bedrijven en in de maatschappij in het algemeen. Een van de ‘klassieke’ manieren om dat te bereiken is vakbondsvorming.

In 1989 nam De Rode Draad voor het eerst contact op met de FNV. De toenmalige voorzitter van de FNV, Lodewijk de Waal schreef een welwillende brief naar De Rode Draad en gaf aan dat sekswerkers met een werknemersstatus lid konden worden van de FNV. Voorts wierp hij de vraag op of het wel zo verstandig was als De Rode Draad zelf een vakbond zou vormen. Sekswerkers konden als beroepsgroep onderdeel worden van de FNV. Deze discussie zou later nog vaak terugkomen. Ook was het de vraag bij welke bedrijfsverenigingen – die overigens nu niet meer bestaan- sekswerkers moesten worden aangesloten. (Zie brief )

De FNV nam dus alleen mensen die in loondienst werkten als lid aan, maar de combinatie loondienst en sekswerk was in dat tijdsgewricht ondenkbaar. Dat zou namelijk betekenen dat sekswerkers hun identiteit moesten prijsgeven. Ze waren ook bang hun vrijheid kwijt te raken. Niettemin werd er anderhalf jaar later weer vanuit De Rode Draad, dit keer samen met de De Graafstichting contact opgenomen met de FNV. Lodewijk de Waal antwoordt weer en meldt dat hijzelf, Irene Helle en Mieke Veenstra met de materie aan de slag gaan. (Zie brief) Inmiddels had men ook een antwoord gevonden op de vraag bij welke bedrijfsgroep de sekswerkers moesten gaan horen; de Horecabond of de Dienstenbond.

In 1992 verzorgde de FNV scholing voor De Rode Draad. (Zie programma en verslag). Bij deze gelegenheid verscheen Mieke Veenstra in persoon. Toen werkte ze al veertig jaar bij de FNV en verrichtte daar onder meer vrouwenwerk. Ze was ook verantwoordelijk voor de sector verenigingswezen en vrije beroepen. Tijdens de cursus bracht ze het idee van een coöperatie ter sprake. Volgens haar bood dit een manier om zelfstandigheid van de sekswerkers te bewaren en ze toch van samenwerking te laten profiteren. Een mening die Mieke nog steeds is toegedaan, zo bleek uit een gesprek van mij met haar eind 2013.

Pas in 1995 gingen De Rode Draad, De Graafstichting, de FNV en enkele onafhankelijke deskundigen hiermee aan de slag. Het idee lag in ieder geval vanaf 1992 in de week. Mieke Veenstra kreeg de opdracht De Rode Draad te begeleiden in het proces naar de groei tot een volwassen vakorganisatie. In november 1992 kwam Mieke Veenstra naar een bestuursvergadering  van De Rode Draad als aspirant bestuurslid. Ze bleef.Tot 1996 bleef ze deel uitmaken van het bestuur.

Mieke Veenstra die zichzelf als een ‘doener’ omschreef, schoof aan bij het Landelijk Prostitutie Overleg (LPO) dat in 1992 was ontstaan doordat de legalisering in 1991 in De Eerste Kamer vertraging had opgelopen. Binnen dat LPO ontstond onder voorzitterschap van Hans Scholtes, directeur van De Graafstichting een subgroepje van Rode Draad, Mieke Veenstra en exploitanten waar soms met deskundigen ideeën werden uitgewisseld over een verantwoorde wijze van het regelen van arbeid in de prostitutie. Dit ging het Arbeidsvoorwaardenoverleg heten.

1996

1996

Enkele documenten met notulen van dit overleg:

De notulen van 16 maart 1993

De notulen van 14 oktober 1994

De notulen van 2 maart 1995

In 1995 ontstond de discussie over Prosex en het Keurmerk. De Rode Draad wou de arbeidsvoorwaarden discussie aan Prosex overlaten. Prosex was de coöperatie in oprichting.  (Zie notulen)

De discussie spitste zich nu toe op de Coöperatieve Vereniging en een eventueel uitzendbureau voor sekswerkers, waar ook migranten gebruik van konden maken.

Het project Prosex mislukt en Mieke Veenstra gaat met pensioen, naar wat ze me in 2013 vertelde,  tegen haar zin. (1996 mailwisseling)

Wordt vervolgd op De Coöperatieve Vereniging

Sietske Altink