Aids. Ik wist al vijf of zes jaar geleden dat er een gevaarlijke ziekte was. Ik zei wat er ook gebeurt, condooms gebruiken. Ook al krijg je meer poen. Er is geen geneesmiddel voor. Dat wist ik toevallig uit bepaalde bronnen. Ik werd op het matje geroepen. Ik moest stoppen met dat soort hysterische teksten. (…) En als ze weer zouden merken dat ik opruiende teksten zou hebben, die niet pasten in een bepaalde sfeer, ik elders mijn broodwinning moest gaan zoeken. Misschien wel ergens op de brug. (de zogenaamde pillenbrug in Amsterdam, destijds een ontmoetingsplaats voor verslaafden). Want daar kwamen bepaalde mensen terecht. (Dit vertelde een sekswerker in 1988.)

In de eerste helft van de jaren tachtig werden sekswerkers nogal eens door vooral club- en privéhuis exploitanten gedwongen het condoom achterwege te laten tijdens het contact met klanten. Condoomgebruik was iets voor ’goedkopere’ vormen van prostitutie, zoals raamprostitutie. ‘Als ge schrik hebt, moet ge dit werk niet doen’, werd er (in mijn aanwezigheid) een keer tegen een vrouw gezegd. In 1987 vertelde een andere exploitant me dat er voor tachtig procent met condoom werd gewerkt. Alleen ‘vaste klanten’ hoefden dat niet.

Sticker van De Rode Draad om condoomgebruik te stimulerenom condoomgebruik te stimuleren

Sticker van De Rode Draad om condoomgebruik te stimuleren.

In 1986 was het inmiddels bekend dat het een virus was dat de hele bevolking kon treffen, niet alleen de risicogroepen. In 1987 begon een voorlichtingscampagne die op iedereen was gericht. Ineens werden seksuele technieken op de tv besproken. Artsen en verpleegkundigen lieten condooms op de buis zien en met behulp van bananen werd gedemonstreerd hoe ze aangebracht moesten worden. De GGD Amsterdam organiseerde bijvoorbeeld straattheater om het condoom aan de man en de vrouw te brengen.

Voorlichting en condoomgebruik waren destijds de enige strijdmiddelen tegen de ziekte. Sekswerkers waren de deskundigen bij uitstek om condoomgebruik te stimuleren. Aarzelend gingen exploitanten over op het propageren van safe seks. De Rode Draad schreef een brochure om te voorkomen dat sekswerkers gestigmatiseerd werden als verspreiders van de ziekte.

Al spoedig bleek dat alleen de sekswerkers die reeds tot een risicogroep behoorden, bijvoorbeeld migranten uit landen waar aids heerste en intraveneuze druggebruikers, ziek werden. Wat die laatste groep betreft, werd er al snel ‘harm reduction’ zoals spuitenomruil toegepast om te voorkomen dat spuiten werden gedeeld. Daarnaast gingen artsen in de huiskamers die bij de tippelzones waren ingericht, spreekuren houden.

In 1986 en 1987 kwam ik voor onderzoek regelmatig in De Keet, de huiskamer bij de Rotterdamse tippelzone, toen nog aan de G.J. de Jonghweg. De mede- onderzoeker(s) (soms Lucie van Mens) en ik luisterden naar de gesprekken zonder zelf veel te vragen. Zat de schrik er in? We kwamen er bijvoorbeeld een dag na de voorlichting op de nationale tv, waarin een clip met besmette bijtjes werd gepresenteerd. ‘Stom die bijtjes. Maar het stelt me wel gerust dat ook een non aids kan krijgen.’ Een enkeling zei uit angst voor aids te willen stoppen met prostitutie. Een ander overwoog een overdosis te nemen zodat ze nooit meer bang hoefde te zijn. Een vrouw wilde niet meer naar het strand: want van in de zee gaan, krijg je aids. De meesten beweerden – sociaal wenselijk? – het altijd met condoom te doen. Een vrouw was gestopt met spuiten want dan heb je de hoeveelheid niet in de hand. Een van de vrouwen: ‘Ik had net een klant die zonder wilde. Ik zei, ik heb al een kennis met aids. Zoals die eruit ziet…’

Dick van De Rode Draad houdt een speech in 2000

Dick van De Rode Draad houdt een speech in 2000

Het werd al snel duidelijk dat klanten een belangrijke partij in de strijd tegen aids konden worden. Dat vonden zij zelf ook en begonnen bijvoorbeeld condooms uit te delen op de tippelzones. Af en toe organiseerden onvermoeibare voorlichters leuke acties om de boodschap actueel te houden. In Utrecht heeft men ooit enkele dagen een snackbar op de zone gezet waar klanten een patatje met gratis condoom konden krijgen.

‘Aids, aids en nog eens aids,’ zo reageerde een klant op de tippelzone in 1987 toen hij – tijdens een onderzoek dat in opdracht van de GGD werd uitgevoerd- over condoomgebruik werd ondervraagd. (Van Gelder en Van Roekel, 1989) Toch zat ook bij bezoekers van de zone de schrik er goed in. Een groot deel van de klanten, zo’n tachtig procent wilde alleen met condoom. Vooral de mannen met vaste partners maakten zich zorgen over hun gezondheid. Enkelen onder hen weigerden vrouwen zodra bleek dat ze zich voor geld lieten verleiden om zonder condoom klanten af te werken.

De paar mannen die wel prijs stelden op contact zonder condoom, kwamen met de gebruikelijke smoezen: ‘Die vrouwen doen het met mij zonder condoom uit avontuurlijke lust. Aangezien ik er niet als een vieze gastarbeider uitzie, willen ze wel zonder. Dokters testen de vrouwen regelmatig en halen de zieken er wel uit.’ Dat was echter een misvatting. De artsen die in de huiskamer spreekuur hielden controleerden de vrouwen niet op aids omdat een eventuele besmetting pas maanden later aantoonbaar was. De onzichtbaarheid van de infectie bracht enkele mannen in de war. ‘Bij aids krijg je een raar gevoel in je hoofd en dat heb ik niet. Als je gezond bent krijg je geen aids.’ Hij wist niet dat geïnfecteerden zich niet ziek hoefden te voelen. Enkele mannen die onveilige seks wilden, zochten vooral de niet-verslaafd lijkende vrouwen op, bij wie zij zich veilig waanden. Daarbij maakten ze soms de fout alleen broodmagere vrouwen voor drugsgebruikers aan te zien.

Een klant kreeg altijd ruzie met zijn tijdelijke vriendinnetjes, want als zij niet wilde, dan vond hij dat hij er toch maar bovenop moest, want voor een meisje was het een kleinigheid om haar benen te spreiden, maar een man moest veel meer moeite doen om te neuken. Hij vond dat vrouwen niet passief moesten zijn, niet routinematig mochten neuken. Ze moesten zich ook bewegen. Een condoom vond hij geen lekker gevoel geven. Hij vond het omdoen teveel een gedoe. En dan kan het nog knappen. Hij begreep niet waarom die vrouwen boos werden als zij niet wilden en hij  wel. Want als iemand honger heeft, dan haal je ook niet het bord eten voor iemand zijn neus weg. En als ze dan boos werd, dan werd hij boos en dan ging ze de deur uit. Zo’n relatie duurde meestal maar een paar dagen. Hij had zoveel seksuele lust, hij was zo heet, en hij vond het flauw dat ze dan niet wou. Dan werkte ze de natuur tegen. Dat vond hij heel kwalijk. Hij was ook kwaad omdat die hoeren hier geld wilden hebben. Ze zitten hier alleen maar voor hun ‘fucking business’, ze schreeuwden te veel. En ze werkten gewoon door met aids. Hij vond het belangrijk dat ze vriendelijk tegen hem waren. In zijn land waren er ook een heleboel meisjes als hier, en die gingen dan eens met die en dan weer met die, dat maakte hem vroeger ook erg boos. (1988, Tippelzone, veldwerk)

In 1989 publiceert Lucie van Mens enkele resultaten van een onderzoek dat twee jaar later in een proefschrift zal worden verwerkt over 136 klanten. Minder dan 25 procent deed het zonder. De mannen uit haar onderzoek verkeerden in de veronderstelling dat het in clubs minder noodzakelijk was een condoom te gebruiken

Het eerste omvangrijke onderzoek naar klanten en aids werd begin jaren negentig uitgevoerd door het Nisso (Nederlands Instituut voor Seksuologisch Onderzoek). Dit ging vooral om de bereidheid van klanten een condoom te gebruiken.  (De Graaf, 1995)[1]  Dit onderzoek leverde acht typen prostitueebezoekers met bijpassende protectiestijlen op:

  1. De groep die positief was over commerciële seks. Ze hadden de zaken in de hand en accepteerden condoomgebruik. (46 procent van 91 ondervraagden).
  2. De tweede groep had last van schuldgevoelens, bijvoorbeeld naar de partner toe. Condoomgebruik hielp daartegen. Zij maakten 11 procent van de ondervraagden uit.
  3. De derde groep werd beheerst door angst. Ze wilden het condoom eigenlijk niet gebruiken maar deden het wel uit angst een ziekte op te lopen. (13 procent van de ondervraagden).
  4. De vierde groep (6%) verwachtte heel veel van een bezoek aan een sekswerker maar waren vaak teleurgesteld en waren niet snel geneigd een condoom te gebruiken.
  5. 8% gebruikte alleen geen condoom bij vrouwen bij wie ze vaste klant waren.
  6. 3%, was niet erg geïnteresseerd in het wel en wee van de sekswerker die ze bezochten en ging ervan uit dat het veilig zonder condoom kon wanneer de vrouw er maar gezond en schoon uitzag.
  7. Deze groep (8%) kon het op grond van leeftijd, gezondheidstoestand en zin in het leven niet schelen of ze besmet zouden raken. Deze mannen probeerden het condoom achterwege te laten.
  8. Vijf procent van de geïnterviewde mannen vond prostituees onsmakelijke wezens. Deze mannen wilden macht uitoefenen over ze. Het geen condoom gebruiken was daar onderdeel van. Zij waren van mening dat je geen aids kon krijgen van ‘gezonde’ seks.

 

[1] De Graaf, Ron, Prostitutes and their Clients, sexual  networks and determinants of condom use, Amsterdam, 1985.

Sietske Altink

Bronnen

Lees meer:

Inleiding: prostitutie en soa

Geschiedenis van de Syfilis

Artsen en prostituees in de negentiende eeuw

Clubartsen

De geschiedenis van het condoom