‘Sinds mensenheugenis zit er raamprostitutie in de Hardebollenstraat in Utrecht’, zei Felix Meurders een keer op de radio tijdens een discussie over raamprostitutie. Net als Felix denken velen dat raamprostitutie een eeuwenoud verschijnsel is. Dat is niet het geval. Het is uit clandestiene prostitutie aan het eind van de negentiende eeuw ontstaan.

Alle gemeentelijke verordeningen op het gebied van prostitutie werden buiten werking gesteld door het landelijk van kracht worden van de wet Regout, Art. 250 bis Wetboek van Strafrecht, ofwel het bordeelverbod. Dit leidde ertoe dat prostituees allerlei manieren gingen zoeken om te blijven werken. Veel vrouwen werkten vanuit hun eigen huis of huurden, eventueel met collega’s, een gemeubileerde woning. Daarvoor konden ze een al of niet fictief huurcontract overleggen. Hier viel op grond van art. 250 bis  weinig tegen te doen. Dat verbood namelijk slechts het gelegenheid geven voor ontucht met derden. Maar in dit soort gevallen waren derden er niet aantoonbaar bij betrokken. En de werkzame prostituees waren niet bereid tegen de huisbazen of de exploitanten te getuigen.

Een andere vorm van clandestiene prostitutie was het zogeheten vigileren: de vrouwen stonden voor de deur of hingen uit het raam om klanten aan te spreken. Dit gebeurde op kleine schaal. Het was toen gemakkelijk te bestrijden. De politie ging gewoon voor de deur staan, waardoor klanten niet meer naar binnen durfden. De prostituees gingen daarop binnenshuis de aandacht van klanten trekken. (Stemvers, 1985).

Tussen de twee wereldoorlogen bedoelde men met huiszittende prostituees sekswerkers die in hun eigen of andermans woning klanten ontvingen. Ook daar trad men tegen op. Het Amsterdamse stadsbestuur verordineerde: ‘Het is verboden zich binnenshuis (hieronder begrepen in de huisdeur) bevindende op eenigerlei wijze de aandacht der voorbijgangers tot zich te trekken nadat men van een ambtenaar der politie in het belang van de openbare zedelijkheid den last heeft ontvangen dit na te laten.‘ Het viel overigens moeilijk te bewijzen of dat wel of niet gebeurde.Alleen al in 1935 werden er 1547 processen verbaal opgemaakt op grond van de overtreding van deze APV.

Vigilerende vrouwen

Vigilerende vrouwen

Deze vorm van prostitutie nam toe, mede doordat het voor huisbazen aantrekkelijk was om aan prostituees te verhuren omdat van hen veel hogere huren kon worden gevraagd dan van andere bewoners. (Slobbe, 1937) Vanaf 1902 waren er bijvoorbeeld in de buurt YY (De Pijp) in Amsterdam veel alleenwonende vrouwen die door ‘ontucht in hun onderhoud voorzagen’.

Sekswerkers waren vindingrijk in het omzeilen van het bordeelverbod. Dat bleek uit het al of niet apocriefe verhaal over Antwerpse Greet.

Antwerpse Greet werkte in de Nieuwe Brugsteeg in Amsterdam. Ze toonde haar elleboog door een gat in een fluwelen gordijn. Rond het gat in het gordijn had ze een vergulde lijst gehangen. (Stemvers, 1985)

Raamprostitutie kwam tot bloei in buurten waar het onderhoud van de huizen slecht was en waar niemand de huizen wilde kopen. De andere bedrijven waren er aan het wegtrekken. Het waren wijken in verandering. (Gorgels, 1993) De prostituees werkten toen in woonbuurten waar ook winkeltjes zaten.  De prostitutie is sinds de jaren zestig zichtbaarder geworden door het rode licht dat feller werd nadat TL- licht gemeengoed was geworden.

In de jaren zeventig en tachtig werden de huurbazen agressiever. Geen wonder, in plaats van hun pandjes aan gewone mensen te verhuren voor 400 gulden konden ze 1000 gulden beuren met verhuur aan raamprostituees. De kamertjes werden door middel van bordkarton opgedeeld waarna er ineens twee vrouwen achter het raam konden zitten. Dit leidde nogal eens tot conflicten met andere bewoners, die er bijvoorbeeld mee geconfronteerd werden dat de beneden deur ineens open moest blijven. [ii]

Stadsvernieuwing

De meeste steden hadden geen beleidsmatig antwoord op de vestiging van raamprostitutie in die wijken. (Belderbos in Beroep Prostituee, 1987). In de jaren zestig stonden deze wijken op de nominatie voor de sloop. De grond was betrekkelijk duur en daarom wilden de lokale overheden er kantoorgebouwen en dergelijke neerzetten. Maar aan het einde van de jaren zestig veranderde de samenstelling van die wijken. Studenten namen er hun intrek en gingen samen met andere nieuwkomers pleiten voor het behoud van deze wijken. ‘Bouwen voor de buurt’ werd het adagium. Deze beweging vond weerklank bij de lokale besturen die de plannen om de buurten af te breken lieten varen en ruimte boden aan een nieuw concept: ‘stadsvernieuwing’. Dit trof ook de prostitutiebuurten waarover het op beleidsniveau tot dan toe stil was gebleven. De noodzaak tot beleid diende zich echter voor het eerst aan in Rotterdam, in de jaren zeventig, toen stadsvernieuwing op Katendrecht een nieuw element in de discussie ging vormen. De bewoners eisten een overlastvrije woonomgeving in hun duurdere huurwoningen.

Daar kwam bij dat er in de prostitutie een schaalvergroting plaatsvond. Pooiers, exploitanten en prostituees waren mobieler geworden en concurreerden meer met elkaar. Dit verliep niet altijd even elegant en de buurtbewoners werden geconfronteerd met intimidatie. Op Katendrecht mochten ze bijvoorbeeld niet meer op een mooie zomeravond op hun stoepje zitten omdat dit de klanten zou afschrikken.

Bijna in alle steden met raamprostitutie, behalve in Rotterdam, ging men in de jaren tachtig er beleid voor ontwerpen.

Sietske Altink

Lees meer over:  Gemeentelijk beleid en raamprostitutie

Omvang raamprostitutie

Oude exploitanten: Frits van de Wereld

Raamexploitanten

Huurprijzen en raampanden

Werken achter het raam

Raamprostitutie in Nijmegen

Bekijk ook de artikelenreeks over de gebeurtenissen op het Rotterdamse Katendrecht

 

Bronnen

 

[i] Panorama, 8-12-1999

 

[ii] Leidsch Dagblad 26-1-1987