ceciProstitutie is een beleidsterrein waarbij men wel eens in het vuur van het debat de feiten over het hoofd wil zien, of zelfs ‘nieuwe feiten wil bedenken. Zo vroeg in 2010 een Kamerlid van de SGP aan Minister Opstelten hoe hij wilde voorkomen dat exploitanten sekswerkers gingen dwingen vanuit hun huis te werken. Het antwoord van Opstelten luidde: door middel van registratie. Opstelten had beter kunnen vragen of dat inderdaad een probleem was.

In zeventien jaar bij De Rode Draad heb ik nog nooit gehoord dat exploitanten sekswerkers daartoe dwongen of zelfs maar stimuleerden dat te doen. Het tegendeel was eerder waar; exploitanten weerhielden sekswerkers er vaak van thuis klanten te ontvangen. Ze hadden liever dat klanten en sekswerkers voor de kamerhuur in de bedrijven betaalden. Opstelten zag registratie dus als oplossing voor een niet bestaand probleem.

Een andere vorm van feitenresistentie is het negeren van echte feiten. Een prachtig voorbeeld daarvan komt uit 2008. Ene Maria Mosterd had een bestseller geschreven over haar ervaringen als slachtoffer van loverboys: Echte mannen eten geen kaas. Zij hield overal in het land lezingen en mocht ook aan de politie voorlichting geven. In haar boekje stond onder andere dat zij vrouwen in de Rotterdamse raamprostitutie aan het werk had gezet. Niemand stelde daar vragen over. In 1991 gingen namelijk de allerlaatste paar ramen op Katendrecht dicht. Maria Mosterd is in 1989 geboren. Dus zou ze als 2 jarig wonderkind op het gebied van georganiseerde misdaad al mensen tot prostitutie hebben kunnen dwingen!

Een ander voorbeeld van feitenresistentie komt uit Deventer. Daar had het gemeentebestuur zich op het gebied van prostitutie vooral op uitstapprogramma’s van sekswerkers gericht. In 2008 had de gemeente aan De Rode Draad gevraagd een inventarisatie te maken van de uitstapwensen van sekswerkers aldaar. In dit verband heeft De Rode Draad ongeveer zestig sekswerkers in Deventer gesproken en daarvan verslag gedaan. Het bleek dat twee vrouwen al eens eerder aan een uitstapprogramma hadden deelgenomen, maar daarin teleurgesteld waren geraakt en het sekswerk weer hadden opgepakt. Twee anderen hadden wel belangstelling voor loopbaanverandering. Op dit voor de gemeente povere resultaat reageerde de ze verontwaardigd: ‘Dat kan niet waar zijn’.

Een jaar later financierde de gemeente de christelijke organisatie Het Scharlaken Koord om een uitstapproject te organiseren. Het Scharlaken Koord beloofde dat er 25 vrouwen zouden gaan meedoen aan het uitstapprogramma, waarvan 15 het vol zouden gaan houden. Maar liefst tien van de 27 zou een baan vinden waarin ze minimaal zes maanden aan het werk konden, of een eigen bedrijf beginnen of een fulltime opleiding volgen. Dit noemde men een ‘nieuw perspectief hebben gevonden’.

In 2011 bleek dat slechts één voormalige sekswerker aan de norm voldeed een nieuw perspectief  te hebben gevonden. Zes anderen waren gestopt en hadden een uitkering. Aan het bureau Partners en Propper werd gevraagd het uitstapproject te evalueren. In hun  rapport staat letterlijk:

Zowel binnen het prostitutiebeleid als het uitstapprogramma zien we dat de gemeente nog onvoldoende zicht heeft op de doelgroep en de problematiek. De gemeente heeft weinig onderzoeken geraadpleegd en te weinig gebruik gemaakt van de kennis van andere maatschappelijke partners [i]

Met andere woorden, het bureau beschrijft hier een gevalletje feitenresistentie. Het is niet zeker of dit bureau het rapport van De Rode Draad heeft gezien, maar dat bevatte meer dan alleen informatie over hoeveel sekswerkers wilden stoppen.

Een geval van feitenresistent napraten van anderen komt uit het buitenland. Op congressen van voorstanders van criminalisering van (een deel) van de prostitutiewereld (Zweden) en in hun publicaties komt steevast het argument naar voren dat in Nederland, sinds de legalisering van de prostitutie, het aantal bordelen schrikbarend is toegenomen. Het tegendeel is echter waar. Vanaf 2000 is het aantal kamers voor raamprostitutie gehalveerd. Hetzelfde geldt voor het aantal clubs en privéhuizen. (Zie Complexiteit van Prostitutiebeleid.) Feitenresistente lieden hebben echter geen boodschap aan cijfermateriaal. Ze maken dat zinloos door zodanige foutmarges in te bouwen, dat niemand nog wat met de cijfers kan uitrichten. Dat is bijvoorbeeld het geval met opmerkingen dat 10-90 procent van de prostituees ‘gedwongen’ is. In ieder ander vakgebied zou men een dergelijke grote foutmarge een dijenkletser vinden.

Een ander sprekend voorbeeld van feitenresistentie is de Affaire Perquin.

Bekijk het YouTubefilmpje over Feitenresistentie

Professor H. Wagenaar over feitenresistentie en prostitutie

En de versie van Sietske Altink

 


[i] Partners en Proppen (2011) Conceptrapportage Evaluatie Uitstapprogramma Prostituees Deventer, Vught, oktober.