Knuffelrups

Knuffelrups

‘Vraag een sekswerker of hij/ zij wil stoppen dan roept hij/ zij spontaan ”liever gisteren dan vandaag”, krijgen we vaak te horen. Stel de vraag over stoppen met werken aan een meisje dat achter de kassa van een supermarkt zit, en zij zal hoogstwaarschijnlijk ook “liever gisteren dan vandaag” antwoorden. Maar zij zal het een rare vraag vinden. Ze moet toch werken voor haar geld? Daarom moet in het geval van sekswerkers de vraag anders worden gesteld: “Wil je stoppen met werk in de prostitutie en daarvoor in de plaats in een laagbetaalde, weinig interessante baan werken?”

Zie je me al naar de dokter gaan? Dokter, ik heb een gat in mijn hand. Kunt u dat repareren? Zo formuleerde een sekswerker een keer haar ‘hulpvraag’ over stoppen met prostitutie bij De Rode Draad.

Zolang de inkomenskwestie er niet bij wordt betrokken, blijft de vraag naar loopbaanverandering in de lucht hangen. En dat is precies wat in de evaluatie van het prostitutiebeleid, 2002, waaruit bleek dat ‘45 % eigenlijk ‘wilde stoppen, is gebeurd. (Van Wesenbeeck en Venicz, 2002) Respondenten moesten op de stelling: ‘Ik zou eigenlijk liever stoppen met werk’ reageren. In de evaluatie van 2006 werd slechts gevraagd of een vrouw zich over vijf jaar nog in de prostitutie zag werken. Bijna de helft dacht over vijf jaar gestopt te zijn. (Regioplan 2006) Geen wonder, want veel sekswerkers zeggen dat ze het werk tijdelijk doen.

In beide gevallen is er in de vraagstelling over het ‘stoppen’ geen aandacht geweest voor de inkomenskwestie. In de tweede evaluatie is er echter wel aandacht besteed aan de termijn waarop een vrouw wil stoppen. De termijn van vijf jaar is echter omstreden.

Illustratief voor het belang van het noemen van de termijn is de ‘kwestie Deventer’. Op verzoek van deze gemeente heeft De Rode Draad aldaar –al voor er zelfs sprake was van Rupsgelden (zie onder)- een inventarisatie gedaan van de ‘uitstapwens’. Een paar dagen lang is getracht alle sekswerkers die in de gemeente als sekswerker actief waren te bereiken. (ongeveer 60). Welgeteld hadden twee vrouwen belangstelling voor een ‘uitstapproject’ van de gemeente. Twee anderen hadden eerder aan een ‘uitstap’ project meegedaan maar waren daar teleurgesteld mee gestopt. De een omdat ze zich eerst tot het christendom moest bekeren voordat ze aan een alfabetiseringscursus mocht deelnemen, de ander omdat ze bij het CWI (nu UWV of arbeidsbureau) niet anoniem kon blijven. Overigens waren de medewerkers van de Rode Draad ook vrouwen tegengekomen die al een andere baan of studie naast hun sekswerk hadden. Bovendien had niet iedereen die wilde stoppen met prostitutie behoefte aan begeleiding.

Tijdens de bespreking van de resultaten van de inventarisatie stuitte De Rode Draad op ongeloof bij de gemeente Deventer. Zo weinig? Enkele vrouwen van Het Scharlaken Koord (een christelijke organisatie die zich ook met ‘uitstap’ bezig hield, en ook bij dit gesprek aanwezig wad, beweerde dat De Rode Draad ongelijk had want zij kenden veel vrouwen die over vijf jaar wilden uitstappen. Maar hoe kun je op korte termijn beleid maken op wat enkele vrouwen mogelijk over vijf jaar willen?

In 2008 kreeg dit Scharlaken Koord geld om in Deventer een uitstapproject te realiseren. In 2011 is dit geëvalueerd door het bureau Partners en Propper.[i] Het resultaat: Zes vrouwen werden op het moment van de peiling nog begeleid. Zes vrouwen waren gestopt, hadden een uitkering maar geen werk. Slechts één vrouw voldeed aan de normen die de gemeente voor uitstappen had gesteld: een andere baan hebben en niet meer in de prostitutie werken. Het project van Het Scharlaken Koord werd gefinancierd met de zogeheten RUPS gelden. Rups staat voor Regeling Uitstapprojecten Prostituees. Ze concludeerden ook nog dat er nauwelijks gebruik is gemaakt van bestaande kennis.

RUPS

In 2008 kondigde de minister van Justitie aan ongeveer 14, 5 miljoen euro beschikbaar te hebben gesteld voor ‘uitstapprogramma’s’. Een uitstapprogramma werd officieel gedefinieerd als een programma waarin begeleiding van sekswerkers plaatsvindt bij het vinden van werk of dagbesteding buiten de prostitutie. Op 3 en 4 september werd er door een groot bedrijf een tweedaagse brainstormbijeenkomst georganiseerd voor alle relevante organisaties. In een informele sfeer, in een ruimte die opgeleukt was met tekeningen en knuffelrupsen bedachten allerlei organisaties wat voor projecten met het geld opgezet konden worden. Ook De Rode Draad zat op het vinkentouw.

Er kwamen allerlei uiteenlopende voorstellen uit voort. De Rode Draad kreeg bijvoorbeeld geld uit de Rups om ‘uitstapglossies’ te maken. Organisaties die slachtoffers van mensenhandel opvingen kregen ook RUPS geld. Overigens waren slachtoffers niet de beoogde doelgroep van het ministerie maar daar trokken de uitvoerende organisaties zich weinig van aan. In Groningen bijvoorbeeld is de subsidie gebruikt om wensen en behoeften, vooral van straatwerkers in kaart te brengen. Groningen richtte zich tevens op landelijk niveau op slachtoffers van loverboys. Een project in Nijmegen was bestemd voor slachtoffers van loverboys, straatwerkers en jeugdprostituees. In Den Haag was de doelstelling van de RUPS verbreed tot ‘begeleiden naar professioneler werken’. In sommige projecten mochten sekswerkers die part time wilden blijven werken deel blijven nemen aan het project, in andere niet. Ook de samenwerkingspartners verschilden per project. En soms kwam het geld terecht bij een instelling die ook andere taken voor een gemeente verrichtte. Met andere woorden: men moest onvergelijkbare projecten met elkaar vergelijken. Daardoor konden de auteurs van de evaluatie geen exacte aantallen van deelnemers en succesvolle uitstappers geven. Ten tweede stuitten de onderzoekers op het feit dat er geen eenduidige registratie van in-door- en uitstroom in de projecten had plaatsgevonden. Een derde probleem was het gegeven dat het proces van stoppen meestal langer duurt dan de paar jaar looptijd die de RUPS projecten hadden (in dit geval tot juli 2012). [ii]

Uit de eerder genoemde evaluatie- onderzoeken blijkt dat veel sekswerkers regelmatig een tijdje stoppen. Daarna pakken ze toch nogal eens hun oude stiel op. Een van de medewerkers van De Rode Draad verwoordde het als volgt: ‘Ik heb er 25 jaar over gedaan om echt te stoppen.’ En een ander in 1988: “Soms kom ik als boodschappen loop te doen een oude klant tegen. En dan zegt hij, ga je mee. En dan loop ik met een tas vol met preien en flessen melk en eieren. En dan duik ik zo een hotel in. Maar ik ga daar niet meer voor zitten.”

Aantallen

In 2011 is de RUPS voor het eerst geëvalueerd. Ongeveer 800 sekswerkers hadden deelgenomen en ongeveer 300 van hen waren uitgestapt.[iii] In 2013 is de evaluatie dunnetjes overgedaan.[iv] Daaruit blijkt dat voor zover bekend in totaal ongeveer 1750 prostituees en potentiële slachtoffers van mensenhandel aan alle RUPS projecten hebben deelgenomen. Dat klinkt mooi, maar wat wordt precies verstaan onder deelname en wat onder potentiële slachtoffers? Net als de negentiende- eeuwse dames die Boetvaardige Gevallene Vrouwen wilden opbeuren, kregen de eigentijdse evalueerders te maken met de rekbaarheid van het begrip ‘stoppen’. In termen van de RUPS- evaluatie, ‘de duurzame uitstroom is lager dan de aanvankelijke uitstroom’.

Goede en slechte uitstap/loopbaanveranderingprojecten

De evaluatie van de Rups projecten betreffen vooral de aantallen deelnemers, niet de kwaliteit van de programma’s. Net als bij de oprichting van de eerder genoemde Graafschap is er voordat de Rupsgelden werden vrijgemaakt nooit aan sekswerkers gevraagd of ze behoefte hadden aan een uitstapproject en zo ja aan wat voor soort project. Men ging slechts af op de betrekkelijk vage uitkomsten van de evaluatie onderzoeken. Volgens Westerik, die onderzoek (2009) deed naar ex- sekswerkers hebben vooral degenen die twijfelen of hun verleden bepalend is voor hun persoonlijkheid, de Ambivalenten, behoefte aan hulp bij het verlaten van het vak. Volgens haar moet een goed loopbaanproject oog hebben voor de competenties van sekswerkers en hun beroepstrots. En dan is het maar de vraag of christelijke groeperingen die sekswerk afkeuren en zelfs als zondig beschouwen, zoals het Scharlaken Koord, de aangewezen organisaties zijn om een loopbaanproject te realiseren. Maar er zijn ook positieve ervaringen met uitstapervaringen met organisaties met een religieuze achtergrond.

Feestje van T.

Feestje van T.

T. had heel lang als sekswerker gewerkt en meldde zich aan bij een project van het Leger des Heils. Zij vond dat ze net als anderen die met pensioen gaan of een andere baan kregen, een afscheidsfeestje moest organiseren. Op dat feestje vertelde ze dat ze heel respectvol was behandeld. En dat ze ook informatie had gekregen over zelfstandig en wit werken.

En niet- religieuze organisaties kunnen ook slechte loopbaanprojecten organiseren. Een voorbeeld:

In 2005 werd De Rode Draad geconfronteerd met een ‘uitstapprogramma’ dat door de inmiddels ter ziele gegane tv zender Talpa werd georganiseerd. ‘We hebben goed nieuws voor jullie. We gaan met jullie een programma maken voor prostituees die uit het vak willen. Die gaan in een reality soap een restaurant beginnen.’ De programmamakers werden boos toen De Rode Draad als organisatie weigerde deel te nemen aan zo’n mediaspektakel. Dat is toch in het belang van jullie doelgroep! Inderdaad konden we later een paar keer kijken naar een ‘reality’ show waarin sekswerkers ruzie met elkaar maakten. Later kwamen we enkele van die ‘tv sterren’ tegen tijdens veldwerk. Ze waren weer als sekswerker gaan werken. Ook kregen we klachten van de deelnemers: een van hen was haar uitkering kwijtgeraakt. En het restaurant kwam spoedig na het aflopen van de reality serie in de financiële problemen.

Sietske Altink

Lees meer:

Loopbaanverandering of resocialisatie?

19 de eeuw: Opbeuren van Boetvaardige Gevallene Vrouwen

Kloosters en Spinhuizen

Stoppen in de middeleeuwen: het klooster in

Stoppen in de middeleeuwen: eerbaar door huwelijk

 

 

[i] Partners en Propper,(2011) Evaluatie Uitstapprogramma Prostituees Deventer, uitgave van Partners en Propper, Vught.

[ii] Na 2011 zou de RUPS door de gemeenten worden overgenomen. Medio 2013 bestonden er nog 12 uitstapprogramma’s.

[iii] CVV: Bongers, K., Hoygens, V. en Jansen, M., (2011) Evaluatie Rups, Evaluatie van de regeling uitstapprogramma’s prostituees, Publicatie van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Utrecht.

[iv] Heuts, L., Homburg, G., (2013), Factsheet, Overzicht en stand van zaken Uitstapprogramma’s voor prostituees, Regioplan, Amsterdam.

Inhoud Artikel