Visitekaartje van de Veilige Relaxhuizen, 1987. Een initiatief van exploitanten

In de tweede helft van de jaren tachtig kwam er voor al of niet verslaafde sekswerkers een probleem bij: aids. Begin jaren tachtig dacht men dat alleen de drie H’s: homoseksuelen, hemofielen en Haïtianen risicogroepen vormden. Maar de ‘heroïnespuiters’ werden al snel de vierde H. Wat die laatste groep betreft, ging men aan ‘harm reduction’ doen met bijvoorbeeld spuitenuitruil, zodat gebruikers geen besmette spuiten meer hoefden te delen.

In 1986 en 1987 kwam ik voor onderzoek regelmatig in De Keet, de huiskamer bij de Rotterdamse tippelzone aan de G.J. de Jonghweg. Wij als onderzoekers (waaronder Lucie van Mens) luisterden naar de gesprekken zonder zelf veel te vragen. Zat de schrik erin? We kwamen er bijvoorbeeld een dag na de voorlichting op de nationale tv, waarin een clip met besmette bijtjes werd gepresenteerd. Een van de vrouwen: ‘Stom die bijtjes. Maar het stelt me wel gerust dat ook een non aids kan krijgen.’ Een enkeling zei uit angst voor aids te willen stoppen met prostitutie.  Weer een ander overwoog een overdosis te nemen zodat ze nooit meer bang hoefde te zijn. Een andere  vrouw wilde niet meer naar het strand: want van in zee gaan, krijg je aids. De meesten beweerden – vanuit sociaal wenselijk gedrag? – het altijd met condoom te doen. Een vrouw was gestopt met spuiten: met een spuit heb je de hoeveelheid niet in de hand. Een van de vrouwen: ‘Ik had net een klant die zonder wilde. Ik zei, ik heb al een kennis met aids. Zoals die eruit ziet…’ In oktober 1987 wisten vijftien straatprostituees dat ze besmet waren.

Het duurde niet lang voordat er ook wetenschappelijk onderzoek naar klanten en aids op de zone werd verricht. De nadruk in dit onderzoek lag op de interactie tussen klant en sekswerker en op de mogelijkheid voor de laatste om veilige sekstechnieken uit te onderhandelen. Men trok enkele voor de hand liggende conclusies: een heel kortdurend contact was niet zo gunstig voor de onderhandelingspositie en het omdoen van een condoom was in een auto lastiger dan in een (uur) hotel.

De meeste klanten in het onderzoek beperkten zich tot korte gesprekjes met de onderzoekers. Een enkeling was bereid tot een langer gesprek. Dat waren over het algemeen alleenstaande laagopgeleide mannen die eens wilden praten over hun pogingen een sociaal netwerk op de tippelzone op te bouwen. Die paar mannen vormden in ieder geval een risicofactor omdat ze soms privé onbeschermde seks met die vrouwen hadden. Bovendien waren ze niet altijd op de hoogte van de risico’s op besmetting. met hiv. Dat gold overigens voor meer mensen in deze periode.

In een van de langere gesprekken vertelde een man mij dat hij zijn vaste ‘prostituee’ naar de dealers bracht om de opbrengst van het contact met hem om te zetten in dope. ‘Ja, zij stelt voor het zonder condoom te doen. Soms moet ik dan meer betalen, soms niet. Maar het is niet zo dat al die mensen over een categorie te gooien zijn. Soms wel omdat ze op een ernstig avontuurlijk gebeuren uit zijn. Ja. Ze maken allemaal hun prijzen. Ze maken allemaal hun opmerkingen. Ze hebben hun opvattingen. Soms mag je wel seksueel contact hebben, en dan mag je niet zoenen. Al dat komt voor. Het is veilig omdat ik, gelukkig, niet tot die mannen behoor die het met mannen doen. Soms doet ze het zonder omdat ik haar al ken. Ze bekijkt het van het feit dat ze zelf geen ziekte heeft opgelopen van mij, bijvoorbeeld iets dat direct te constateren is, een geslachtsziekte. En dan is het veiliger. Ik zeg het eerlijk, die mensen zijn niet over een kam te gooien ‘.

Een andere man die wij spraken vertelde dat hij altijd ruzie met zijn tijdelijke vriendinnen had, want als zij niet wilden, vond hij dat hij er toch maar bovenop moest, want voor een meisje was het een kleinigheid om haar benen te spreiden, maar een man moest veel meer moeite doen om te neuken. (…) ‘Hij begreep niet waarom die vrouwen boos werden als zij niet wilden en hij wel. (…) . Een condoom vond hij geen lekker gevoel geven en het omdoen was te veel gedoe. En dan kon het toch nog knappen. ‘Die hoeren hier zitten hier alleen maar voor hun ‘fucking business’, ze schreeuwen te veel. En ze werkten gewoon door met aids. ‘ (1988, Tippelzone, veldwerk)

Veel klanten onderschatten het risico aids op te lopen en hadden allerlei fantasieën of argumenten waarom zij niet besmet konden raken. ‘Een echte gezonde man, overkomt dat niet.’ Of: ‘Ik weet wat ik doe, want ik zie meteen wanneer iemand ziek is’ en ‘alleen buitenlanders krijgen dat’. Aan het feit dat er regelmatig artsen in de Keet aanwezig waren, ontleenden ze een schijnzekerheid.

Aids in seksclubs

De introductie van antibiotica bracht tot de jaren tachtig enige rust op het front van geslachtsziekten. Gonorroe was beheersbaar geworden en syfilis wekte afschuw, maar was niet meer onbehandelbaar. De kortstondige paniek over herpes viel in het niet toen aids opdoemde. [I]Mooy, 1993

In de tijd voordat aids een rol speelde, verwachtten klanten vooral in de clubs dat vrouwen het condoom achterwege lieten. Condoomgebruik was iets voor ’goedkopere’ vormen van prostitutie, zoals raamprostitutie waar condoomgebruik wel de norm was. In de jaren zeventig was de gang naar Dijkzigt, toen de naam voor het academisch ziekenhuis in Rotterdam, dé remedie tegen een besmetting.

Aids was aanvankelijk een taboe- onderwerp in clubs. Tot 1986-1987 probeerden exploitanten van clubs en privéhuizen het besmettingsgevaar te negeren of te bagatelliseren.

Een sekswerker vertelde in 1988:

‘Aids. Ik wist al vijf of zes jaar geleden dat er een gevaarlijke ziekte was. Ik zei wat er ook gebeurt, condooms gebruiken. Ook al krijg je meer poen. Er is geen geneesmiddel voor. Dat wist ik toevallig uit bepaalde bronnen. Ik werd op het matje geroepen. Ik moest stoppen met dat soort hysterische teksten. (…) En als ze weer zouden merken dat ik opruiende teksten zou hebben, die niet pasten in een bepaalde sfeer, ik elders mijn broodwinning moest gaan zoeken.’‘Als ge schrik hebt, moet ge dit werk niet doen’, werd er (in mijn aanwezigheid) een keer tegen een vrouw gezegd. Alleen ‘vaste klanten’ hoefden niet.

Aarzelend gingen exploitanten ertoe over om safe-seks te propageren. In 1987 vertelde een andere exploitant me dat er voor tachtig procent met condoom werd gewerkt.

In 1986 was het inmiddels bekend dat het virus de hele bevolking kon treffen, niet alleen de risicogroepen. In 1987 begon een voorlichtingscampagne die op iedereen was gericht. Die werd met een landelijke thema-uitzending op de tv afgetrapt. Ineens werden seksuele technieken op de tv besproken. Artsen en verpleegkundigen brachten condooms op de buis en demonstreerden met behulp van bananen hoe ze moesten worden aangebracht.

Voorlichting en condoomgebruik waren destijds de enige middelen tegen de ziekte. In die tijd vond men testen weinig zinvol; er was immers geen geneesmiddel. In plaats daarvan propageerde men veilige seks. De Rode Draad probeerde door middel van een brochure te voorkomen dat sekswerkers tot verspreiders van de ziekte werden gestigmatiseerd. Daarin werd het sterke argument naar voren gebracht dat sekswerkers de deskundigen bij uitstek waren om condoomgebruik te stimuleren.

Terug naar de inhoudsopgave van het boek

Sietske Altink

Noten

Noten
I Mooy, 1993