In de 12 de en 13 de eeuw voerden landsheren in heel West Europa baljuwschappen in om hun macht te onderstrepen. De titel baljuw is afgeleid van het Latijnse bajulare dat torsen of dragen betekent. Dat wil zeggen, de baljuw torst de verantwoordelijkheid voor de rechtspraak. De oudste bewaarde zelfstandige baljuwrekeningen van Den Haag dateren van 1359. Later, vanaf de helft van de 15de eeuw veranderde de situatie want  ‘die Haghe’ had inmiddels de allure van een stad gekregen (wat ze officieel niet was).

De baljuw trad als plaatsvervanger van de landsheer op en had als zodanig zitting in de Vierschaar (een soort rechtbank). De baljuw sprak samen met de schepenen recht en was verantwoordelijk voor zowel de rechtspleging als de opsporing, een combinatie die misbruik in de hand zou kunnen werken. Hij kreeg geen salaris maar moest het hebben van betaalde boetes, een tweede oorzaak van grens overschrijdend gedrag. Daar kent Den Haag enkele voorbeelden van: De Rosa en Van Bachem.

Van Banchem (1615-1694) kreeg door Willem III, uit erkentelijkheid voor zijn rol in de lynchpartij van de Gebroeders de Witt het ambt aangeboden. Alleen rijke mannen konden baljuw van Den Haag worden want het ambt moest immers voor een hoge prijs worden gepacht.

Overspel, vooral wanneer het werd gepleegd door een getrouwde man, werd veel zwaarder bestraft dan prostitutie. Den Haag was de tweede prostitutiestad van de Republiek. Het gunstig stemmen van een diplomaat door hem mee te nemen naar een sekswerker, werd in Den Haag gedoogd, mits hij niet was getrouwd. Dit gedogen gaf aanleiding tot willekeur. Voor de baljuw was het een uitgelezen gelegenheid om met behulp van het toen gangbare systeem van ‘compositie’, een vorm van schadeloosstelling, aan zelfverrijking te doen. Wanneer de baljuw een getrouwde hoogwaardigheidsbekleder in een bordeel betrapte, stelde hij hem voor de keus: een flinke afkoopsom betalen of een aanklacht wegens overspel met alle publieke schande van dien riskeren. De boete bedroeg duizenden guldens en daar kon nog eens tientallen jaren verbanning bij komen. De meeste overspeligen kozen eieren voor hun geld en betaalden.

Een van de corrupte baljuws: Van Banchem dwong prostituees onder dreiging met internering in het tuchthuis zijn informant te worden. Hij deed dat samen met zijn zoon. In het netwerk van Van Banchem zaten sekswerkers met namen als Anna Innocent of Sara Pistools. Door middel van bepaalde codes moesten zij laten weten wanneer zij bezoek hadden van een prominente burger. Van Banchem en zijn mannen drongen in zo’n geval het vooraf afgesproken hotel binnen en dreigden het slachtoffer in de gevangenis te gooien als hij geen hoog bedrag voor compositie betaalde. Tevens liet Van Banchem zijn eigen woning als rendez-vous huis gebruiken.

Er lagen vele aanklachten tegen Van Banchem, vooral over zijn inzet van sekswerkers om rijke mannen af te persen. Ook voor Willem III werd Van Banchem’s positie onhoudbaar. Hij werd in1679 wegens machtsmisbruik uit zijn ambt gezet en zelfs tot de doodstraf veroordeeld. [I]website Geschiedenis Beleven Hij ging in beroep. Hij ontsnapte uit de Gevangenpoort, maar werd opnieuw opgepakt en in de Gevangenpoort gezet. Daar stierf hij.

Nadat van Banchem uit zijn ambt was gezet namen de  gebroeders Adriaen en Johan de Rosa het over. Zij waren ook niet vies van afpersing. Adriaen werd in een anoniem gedicht beschuldigd van corruptie en koppelarij. Dergelijke gedichten werden vaker geschreven om gestorvenen te eren. Maar werd hij wel geëerd?

Hieronder het door een anonieme poëet geschreven Lijckdicht:

‘Den Paus van ’t Hoerendom, die soo naar Bachus dorste,

swelt als een Pad, van Wyn, door Warer-sugt  by borste

Hij leefde als een Hond, dien Haagschen Beul en Bul

Hoe nu in ‘r Graf,

daar lege dien afgenukren crul

Het Lijckdicht maakte geeh eind aan het machtsmisbruik. Drost De Jeude, hield er ook kwalijke praktijken op na, Een drost had een vergelijkbare functie als baljuw. Deze Drost kende ‘ontuchtpleegster’  Clara van Conincxbergen die op aanraden van haar moeder het pad van de deugd had verlaten. De Jeude (18de eeuw) profiteerde financieel van haar ontucht. Clara moest brieven schrijven om de klanten te chanteren. Zij schreef uit naam van bijvoorbeeld Juffer Truy van Deutecom of juffrouw Heinsius dat zij naar de aangeschrevene smachtten. De 72 jarige moeder bezorgde de briefjes van de dochter. Het bewijs van overspel was zo  snel geleverd. Substituut – Schout Kint werkte soms samen met de bende en vulde zo zijn zakken.

In 1703 sloeg de bende een grote slag. Clara had met de baljuw en Sophia de Graaff een afspraak gemaakt om een heer op echtbreuk te betrappen. De twee vrouwen gingen naar het bekende etablissement de Hof van Holland. De baljuw overviel hen. De bende werd gepakt, maar De Jeude niet.

Het aantal klanten dat in Den Haag werd bestraft bereikte een hoogtepunt in het laatste kwart van de achttiende eeuw. (Van de Pol, 1996). Daarna moesten ambtenaren beloven geen betrokkenheid te hebben met de exploitatie van prostitutie. Daarvoor was de kwestie van de baljuw Van Banchem cruciaal. Naar aanleiding van deze kwestie werd door de Staten op 11 september 1677 een verbod op het composeren uitgevaardigd. Vanaf die datum kon een man alleen maar van overspel worden beschuldigd als hij op heterdaad werd betrapt.

Uit de achttiende eeuw zijn geen gevallen van machtsmisbruik door Haagse baljuws bekend.

Sietske Altink,

Bronnen

Website geschiedenis beleven 15-11- 2012 (geschreven maar geraadpleegd 14-7-18

Jaarboekjes, Die Haghe, 1908, uitgave van de Historische Vereniging Den Haag,

Ossewaarde, F. (1989) Het Haagse baljuwsambt 1856- 1795, Hatelijk ambt of principael officie, jaarboekjes

Biema, Eduard van,  (1908) Door welke zonderlinge middelen een Haagsche Drost eertijds zijn traktement wist te verhogen, Jaarboekjes, Die Haghe, 1908, uitgave van de Historische Vereniging Den Haag.

Arend, W. O, van den, (1993) Zeven Lokale Baljuwschappen in Holland, uitgeverij Verloren, Hilversum

 

———-

In het zeventiende en achttiende eeuwse Den Haag werden prostituees, net als in Vlissingen, Den Bosch en Nijmegen, gestraft door ze tentoon te stellen in een kooi die zo snel werd rondgedraaid dat iedereen kon zien dat zij hun kleren onderkotsten. Dit werd pas in 1752 afgeschaft. 012

 

 

 

Noten

Noten
I website Geschiedenis Beleven