17 december geldt internationaal als de dag tegen geweld jegens sekswerkers. Dit geweld kan ook door de overheid worden uitgeoefend. In Nederland zou direct overheidsgeweld tegen sekswerkers niet meer voorkomen. Maar het is er wel degelijk geweest. Een heel pijnlijk voorbeeld daarvan levert het achttiende -eeuwse Den Haag, maar ook andere steden zoals Zutphen, Den Bosch, Nijmegen en Maastricht- met de draaikooi die diende ter bestraffing van vooral ‘ontuchtige’ vrouwen. Een ooggetuige heeft dit voor Vlissingen beschreven:

Daar ‘zag ik eene jonge frissche welgevleesde vrouw met neergeslagen ogen, door een dienaar van het Geregt geleid. Zij plaatst zich in een ijzeren zetel in het midden van de kooi; een beugel wordt om hare borst, een andere om haar middel gesloten en haar voeten worden aan den stijl van de zetel vastgebonden. De dienaar doet haar handen aan de traliën vasthouden en bindt de deur der kooi digt.‘  Die kooi wordt rondgedraaid en het volk juicht vooral als de vrouwen ten gevolge van het draaien ‘ zich deerlyk begosten te bestruyven’ met andere woorden, zich onderkotsen.

Er werd ook met vuil naar ze gegooid. Het bleef niet bij die publieke vernedering- vaak braken vrouwen hun arm wanneer ze die uit de kooi staken om iets vast te grijpen. Gebroken arm of niet, het draaien ging gewoon door.

De draaikooi

De draaikooi werd op een plek opgesteld waar veel volk kwam. In Den Haag was de draaikooi voor het (oude) stadhuis geplaatst. Grietje Broeks bijvoorbeeld kreeg krachtens een vonnis van 16 april 1722 in Den Haag de straf van de draaikooi, omdat ze ‘vleeschelijke conversatie’ (geslachtsgemeenschap) voor geld had gehad. Ze werd ook nog eens voor zes jaar uit Den Haag verbannen.

Bordeelhouders werden ook in de draaikooi gezet. Dat overkwam de 34-  jarige Johanna Brouwers, geboren te Deventer. Zij had een ‘hoerhuys’ onder de Uyleboomen. Ze moest ook nog drie jaar naar het tuchthuis en werd voor zes jaar verbannen. Magtelt Brouwers moest in de kooi met haar ‘pensionnaires’ (prostituees die bij haar werkten)  te pronk zitten (in het openbaar tentoon worden gesteld). Anna Olderson, huisvrouw (lees echtgenote) van Pietje Pagero werd op 24 februari 1719 tot de kooi veroordeeld. Dit vonnis viel op 7 april 1724. Dit lot viel ook Marie Willingh, alias Mie Rosenrol en Marie Lurien ten deel. [I]Bron: website www.denhaagzoalshetwas.nl bericht geplaatst op 8-6-2013 geraadpleegd op 5-11-2017

In Maastricht stond zo’n kooi aan de linker voorkant van het stadhuis. In 1730 werden vier vrouwen veroordeeld tot “plubliquelyck in de draeykooy ten thoon te worden gestelt ende gedraeyt”.
Dat ging om Johanne de Boye, Elisabeth Jansen, Elisabeth Oortmans en Marie Catharina Vlaskorn.
Van de laatste weten we dat ze in het “hoerenhuys aen den Maegdendries bij seeckre Cremer” woonde. De vier vrouwen waren al wegens “hoererij” verbannen maar waren te vroeg terug gekomen, waardoor ze extra gestraft moesten worden. [II]website van Mestreechter Steerke, geraadpleegd 12-11-2016
Sietske Altink

Noten

Noten
I Bron: website www.denhaagzoalshetwas.nl bericht geplaatst op 8-6-2013 geraadpleegd op 5-11-2017
II website van Mestreechter Steerke, geraadpleegd 12-11-2016