Sekswerk is arbeid

Toen de bordeelsluiting op het Rotterdamse Katendrecht gaande was, hadden sekswerkers, werkloos geraakt door het gemeentebeleid, tevergeefs bij de Sociale Dienst aangeklopt. Zij hadden zich openlijk als sekswerker gepresenteerd en dus konden ze het wel schudden.

De meeste sekswerkers die een uitkering hadden, hielden hun werk echter geheim omdat ze het niet konden veroorloven hun uitkering te verliezen. Het ‘basisinkomen’ dat zij door middel van steunfraude verwierven, stelde ook hun aansluiting bij het ‘ziekenfonds’ veilig. Vóór de privatisering van de ziektekostenverzekering was een uitkering dé manier om in het ziekenfonds te komen, destijds een gratis ziektekostenverzekering.

Deze steunfraude betekende dat sekswerkers chantabel waren; ze konden altijd onder druk worden gezet met het argument dat de Sociale Dienst zou worden ingelicht. Als een sekswerker tegen de lamp liep kon ze in het gunstigste geval een werkstraf krijgen of op een fikse boete rekenen. Dat overkwam de Rotterdamse Wil D. die als sekswerker actief was en een handeltje in heroïne erbij had. [I] HVV 10-10-1980

Pas in de jaren tachtig konden sekswerkers die met het werk wilden stoppen een beroep op de Sociale Dienst doen. In 1999 had Amsterdam het standpunt ingenomen dat een sekswerker niet meer vanzelfsprekend werd geacht in zijn/ haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij/ zij kon – net als andere beginnende ondernemers- een aanvullende uitkering krijgen als hij/zij zich bij de Belastingdienst had gemeld en een btw-nummer had aangevraagd. Hij/zij had wel sollicitatieplicht maar niet voor het verrichten van sekswerk. Download hier het document uit 1999 .

Rotterdam had een totaal ander beleid. In 2000 was het nog steeds bijna onmogelijk voor een sekswerker om een aanvullende uitkering te krijgen. Het Rotterdamse beleid was neergelegd in de notitie Prostitutie en bijstand, een juridische paradox . Daarin stond dat het heel moeilijk was de feitelijke hoogte van het inkomen uit sekswerk te bepalen en dat een baan met een arbeidscontract in de prostitutie niet mogelijk was. Dus kon er geen uitkering worden toegekend. De auteur van de notitie vond dat: ‘Wie als prostituee of exploitant werkzaam is in de prostitutie, wordt in beginsel geacht over voldoende middelen van bestaan te beschikken om zelf in het levensonderhoud en dat van zijn/haar gezin te voorzien.’ Bovendien vond de opsteller van de notitie dat bijstand concurrentievervalsing tot gevolg zal hebben omdat een sekswerker dankzij de uitkering zijn/haar prijzen kan verlagen. Het grote probleem was dat prostitutie geen passende arbeid is en het niet te controleren viel of iemand meer of minder in de prostitutie kon werken.

De Rode Draad heeft herhaaldelijk geprotesteerd tegen de uitgangspunten dat de inkomsten oncontroleerbaar zijn en dat een sekswerker qua inkomen gelijk aan exploitanten worden gesteld. Maar op 5 juli  2005 lag er een brief van SoZaWe Rotterdam op tafel waarin stond dat sekswerkers in het vervolg net zo zouden worden behandeld als anderen die aanvullende bijstand aanvragen.

Noten

Noten
I HVV 10-10-1980