De Raambrug. Deze (originele) foto is te koop tegen een aannemelijk bod. Zie het formulier onder de knop ‘contact’

Op een van zijn tochten door de Zandstraatbuurt werd de journalist Brusse vergezeld door een rechercheur in burger. Hij leerde zo de bekende pooiers kennen zoals Freek Poepiebroek, Levi Barmhartigheid en Papus. De voertaal was Bargoens. Een kwartjesvinder was bijvoorbeeld een valsspeler en belzen stond voor gulzig drinken. ‘Dalven’ was jiddisch voor het schooien door ambtenaren.

In de buurt zaten kroegjes met namen als Liverpool Lighthouse en The Sutherland Bridge. Dit suggereerde internationale allure. Er bevond zich de Electric Tatoueer inrichting met het uithangbord: ‘English Spoken’. ‘Tatoe- ínrichtingen’ waren een accessoire van havenbuurten. Zeelui lieten er een ‘poor man’s souvenir’ (tatoeage) aanbrengen.  Het kraampje van Jan Loert met zuurwaren was wijd en zijd bekend. Jan de Bels had er een frietzaak. Distilleerderij Hulstkamp zat in de Zandstraatbuurt. Overdag waren er een paar kroegen open voor ‘jeneverslaven’.

Er waren ook duurdere gelegenheden. De café-chantants zoals The Empire, Terpsychoree, de Gezelligheid en de Vlaggen van alle Naties moesten de buurt een mondain tintje geven. [I]Romer, 199 In deze tenten werkten de zogeheten soubrettes: vrouwen die als dienstbode verkleed, ondeugende liedjes zongen.

De souteneurs zaten daar ook wel te dobbelen.De Zandstraatbuurt kende ook roofholen of roofknipjes. De dief lag dan bijvoorbeeld onder de bedstee, gereed om toe te slaan. Er liep veel geteisem rond, maar veel boeven wisten uit handen van de politie te blijven. In sommige kroegen had men bijvoorbeeld een garderobe klaar hangen om snel van ‘uiterlijk’ te kunnen wisselen.

Na afloop ontmoetten de dames en hun vrienden elkaar in De Soos, een bierhuisje in de Zandstraat. Wanneer De Soos dichtging, trok men naar de nachtkroegen, bijvoorbeeld die van Kleine Nellie, Pietje Puk, Ome Koos en Belze Marie. Gewone kroegen gingen al om één uur dicht maar de nachtkroegen gingen pas om één uur open maar niet iedereen was er welkom. Een buitenstaander moest flink trakteren, waarna hij werd uitgeschud en vervolgens de straat op gegooid. Voordat de politie kwam controleren op illegale drankverkoop ging de deur op slot. Die ging pas weer open wanneer de illegale drank was opgeborgen. Soms vulde de kastelein de glaasjes op de bar met urine. [II]Werff, van der, 1996

Het geboefte kende nog meer trucs. De zakkenrollers gingen bijvoorbeeld aanvankelijk keurig gekleed de straat op en ontmoetten dan zogenaamd dames ‘in voile’, die in feite hun handlangers waren. Deze dames namen hun slachtoffers mee naar kamertjes aan de Hang, de Vissersdijk of de Wijnstraat. Daar werd de klant beroofd. Dina Appelboom had een Afrikaan beroofd die daarna geen geld meer voor de terugreis had.

Sommige kunstenaars romantiseerden de buurt als een anti- burgerlijk paradijs. De kleinkunstenaar Louis Davids was een van de vele joden die daar woonden. Kunstschilder Kees van Dongen werkte er. Burgerlijke types, zoals elitaire studenten uit Leiden kwamen er ook wel ‘achterbuurt’ opsnuiven. Alleen op Koninginnedag gingen ‘gewone’ Rotterdammers er heen om het Oranjefeest uitbundig mee te vieren. Ter verhoging van de feestvreugde dosten de pooiers zich dan als middeleeuwse ridders uit. Er liepen dan ook travestieten rond.

Danszalen

De Polder stond bekend om de danszalen. De muziek was meestal ‘live’. In de knipjes zaten hele orkesten. Later maakte men gebruik van ‘apparaten.’ Dirk Paternot was de eerste die een draaiorgel zijn zaak binnenhaalde. Dansen in de Polder deed men op ‘zijn Schiedams’: armen onder de oksels van de meisjes door en met de handen omgedraaid op de schouder. Zo werd de kleding van de dames niet smoezelig door de vieze handen.

De gevelsteen van het Paard in de Wieg, nog te bekijken in het Schielandhuis in Rotterdam18-11-1972)) De polka en de wals waren favoriet.

De bekende danstenten waren Nielsen, de Huppelkeet van Rode Dirk, de Hollandsche Danstuin en ’t Paard in de

Wieg.

De curieuze naam Paard in de Wieg is gebaseerd op een ‘urban legend’. Er moest ooit een doodvonnis worden voltrokken. Maar Den Haag had bepaald dat dit onterecht was en stuurde met spoed een bode te paard om die executie te verhinderen. Het paard was echter oververmoeid geraakt en struikelde bij een uitdragerij. Het paard viel in een wieg die buiten te koop stond.

In Rotterdam waren er in de eerste helft van de zeventiende eeuw twee gelegenheden met de naam ‘Het paard in de wieg’. De naam kwam in Middelburg al in de vijftiende eeuw voor. Er waren overigens op meer plekken, zelfs in Londen, tenten met de naam Paard in de Wieg. Van de gevelsteen zouden er twee versies hebben bestaan. Het verschil zat in de plek van het voeteneinde op de afbeelding. Was het voeteneinde naar de gevel gekeerd, dan was het een huis van ontucht, was het hoofdeinde naar de gevel gekeerd, dan was het een plek waar een hoogzwangere vrouw anoniem kon bevallen. [III]Volgens de bron Complet Vintner (wijnboek uit een reeks) uit 1720. Website www.bovenlichten. net. Geraadpleegd op 3-5- 2018

Het Paard in Rotterdam stond zowel als danshuis als bordeel bekend. In het enige register uit de Napoleontische tijd werden al vrouwen vermeld die in Het Paard in de Wieg werkten. In 1849 had de tapper Abraham van der Hoek er ongehuwde dames in dienst. Volgens de politie betaalde de baas van ’t Paard de kleding van satijn en zijde voor de vrouwen. De vrouwen droegen ook wel fleurig fluweel en een goede bovenrok, opgewipt over het gestreken katoen, lakschoentjes en opengewerkte hemelsblauwe of rose kousen. De kapsels waren opgesierd met glinsterende kammen.

De politie liet dansen en muziek buiten de Zandstraat niet toe, omdat ze het dansen en de prostitutie in de Polder wilde concentreren.

’s Avonds was het altijd druk in de Polder. Behalve sekswerkers, klanten en andere feestvierders, liepen er ook bloemenmeisjes, straatartiesten, travestieten en studenten rond. De kapper haastte zich van kroeg naar kroeg.

Een apart verschijnsel vormden de ‘pollen’: mannen die op straat mannen ronselden om naar een bepaald lokaal of bordeel te gaan. [IV]Jonker, 1904 Overigens betekende de term in de 17de eeuw ook al ‘pooier’. [V]Poll, L. van de, 1996

Aan het eind van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw kwamen jonge werkende vrouwen, fabrieksmeisjes in het weekend vertier zoeken in De Polder. Zij lieten zich ’s avonds graag door heren fêteren en gingen misschien wel met ze mee.

Er gingen geruchten over jonge meisjes die op de Blaak en Passage met nauwe rokjes en tasjes in de hand liepen.‘ Souteneurs joegen op die meisjes die soms ruzie met de ouders hadden en niet meer het huis binnen mochten omdat ze te laat thuis kwamen. Pooiers gaven onderling hun vrouwen door als ze naar de gevangenis moesten.

Sietske Altink

Terug naar de inhoudsopgave van het boek

Klik hier voor meer uitvoerige informatie over de bronnen

 

Noten

Noten
I Romer, 199
II Werff, van der, 1996
III Volgens de bron Complet Vintner (wijnboek uit een reeks) uit 1720. Website www.bovenlichten. net. Geraadpleegd op 3-5- 2018
IV Jonker, 1904
V Poll, L. van de, 1996