Hoer als scheldwoord

Hoer als scheldwoord

Sekswerkers worden al eeuwenlang gestigmatiseerd. Het feit dat in het verleden auteurs vooral onder schuilnamen over prostitutie schreven, is een uiting van dit stigma. Het woord stigma betekent oorspronkelijk een moeilijk te verwijderen schandvlek. Bij de Grieken was het een lichaamskenmerk dat een negatief aspect van de drager onthulde. De gestigmatiseerde werd apart gezet, gediscrimineerd en in een ideologie geparkeerd om zijn/haar minderwaardigheid te verklaren en uitsluiting te legitimeren. Nu gebruiken we de term ook voor een schandvlek die niet noodzakelijkerwijs zichtbaar hoeft te zijn bij personen die in termen van Goffman ‘discredited’ worden genoemd. [I]Goffman, 1963

Abel et al (2010) menen dat Goffman de term stigma te veel voor individuen reserveert en te weinig voor groepen. Maar sekswerkers worden zowel groepsgewijs als individueel gestigmatiseerd. Dat uit zich door ze als groep als een openbare orde- en  gezondheidsprobleem, als een maatschappelijk gevaar te zien en ze op individueel niveau als slachtoffers te bestempelen. Dit heeft ertoe geleid dat de prostitutiewereld is gemarginaliseerd en dat sekswerkers in de loop der eeuwen tot aparte persoonlijkheden zijn gemaakt met een eigen psychische make-up; vrouwen die min of meer voor het slachtofferschap geboren zijn. [II]Carpentier, 1999
De vooroordelen die het stigma op sekswerkers produceren zijn door tijd en plaats bepaald .Het is geen statisch geheel, maar een proces. [III]Abel et al, 2010 Prostitutie werd afwisselend als zonde, wanorde en overlast, deviant gedrag en/of als vrouwenonderdrukking beschouwd. De (vrouwelijke) sekswerker zelf werd als zondaar, echtbreekster, verleidster, oorzaak van maatschappelijke onrust, infectiebron, nymfomaan, frigide vrouw of slachtoffer gezien. Waar de nadruk op ligt, is afhankelijk van de wijze waarop in een bepaald tijdsgewricht seksuele relaties zijn georganiseerd en hoe die passen in een heersend ‘discours’. Discursieve praktijken zijn verzamelingen van anonieme en historische regels, altijd specifiek naar tijd en plaats en die in een bepaalde periode en binnen een sociaal, economisch, geografisch of taalgebied het raamwerk definiëren waarin bepaalde uitspraken worden beschouwd als herkenbaar, betekenisvol en acceptabel.

Vooral in de negentiende en begin twintigste eeuw hebben diverse auteurs [IV]Parent-Duchatelet, 1836), Lombroso, 1894 veel energie gestoken in het aantonen dat de sekswerker tot een minderwaardig mensensoort moet worden gerekend die een speciale aanpak vereist op juridisch, medisch en psychisch gebied. Uit deze tijd stamt het conglomeraat aan ideeën, beelden en bijbehorende maatregelen waarmee de maatschappelijke categorie beroepsprostituee (the common prostitute) in het leven werd geroepen. De boodschap was: het was niet meer mogelijk het werk incidenteel of als bijverdienste te doen, zonder voor het leven getekend te worden  [V]Walkowitz, 1983. Identificatie van gedrag met persoonlijkheid is een belangrijk kenmerk van stigmatisering. Dus eens een hoer, altijd een hoer. Anders gezegd, prostituees hebben een verleden, anderen hebben een curriculum vitae.

In de twintigste eeuw schreven artsen die prostituees als patiënt hadden nog proefschriften waarin ze weer een nieuwe versie van de aloude vooroordelen produceerden. [VI]Wong, 1961  In de jaren zestig van de vorige eeuw beschreven wetenschappers een prostituee nog als een vrouw met een psychisch mankement die een gewoonte of beroep maakte van haar noodzaak om seksuele omgang met diverse mannen te hebben. Groothuyse beschouwde prostitutie als een beroep voor mensen ‘met een ongereguleerde karakterstructuur en een gering moreel zelfbewustzijn.’ [VII]Groothuyse, 1973
De keuze voor sekswerk zou volgens hem het gevolg zijn van een gestoorde seksuele ontwikkeling.

Weinigen zullen nu nog de mening zijn toegedaan dat prostitutie een zonde is of dat alle sekswerkers nymfomaan, lesbisch of frigide zijn. Wel fungeert nog veelvuldig in verschillende beleidsvertogen het beeld van de sekswerkerals iemand die  per definitie een mankement vertoont: afkomstig is uit een gebroken gezin of  met een verleden van misbruik belast is.

De prostituee als echtbreekster die paradoxaal het huwelijk in stand houdt is een gepasseerd station aangezien de huwelijkse moraal sinds de jaren zestig losser is geworden. De getrouwde vrouw zit niet meer per definitie thuis en prostitutie is niet meer de enige vorm waarin seks voor of buiten het huwelijk kan worden gerealiseerd. Een restant van het oude feministische idee dat prostitutie het patriarchale systeem schraagt door een kunstmatig onderscheid te maken tussen de hoer buiten de deur en de madonna thuis, is nog terug te vinden in het idee dat prostitutie verkrachtingen en kindermisbruik voorkomt.

Oude vooroordelen, bijvoorbeeld dat sekswerkers de besmettingshaard van geslachtsziekten zijn, kunnen nog wel eens opduiken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in landen met een beleid waar men de volksgezondheid wil beschermen door sekswerkers verplicht op soa’s te testen, zoals  in Oostenrijk. Hierin herleeft het idee dat sekswerkers eenzijdig een besmettingshaard van ziekte zijn, een idee dat men in Nederland na de Eerste Wereldoorlog heeft laten varen ten gunste van het idee dat de hele seksueel actieve bevolking een risicofactor is [VIII]Mooy, 1998.

Het stigma zorgt er ook voor dat sekswerkers hun beroep geheim houden bijvoorbeeld uit angst geen ander werk meer te kunnen doen, uit de ouderlijke macht te worden gezet of geen huis meer te kunnen huren. Stigma betekent voor hen dat ze de informatie die ze over zichzelf geven zorgvuldig dienen te doseren en te managen. [IX]Abel et al 2010 De mate waarin ze hun bezigheden verborgen houden, geeft een indicatie voor de hevigheid van het stigma. Die lijkt de laatste tijd toe te nemen. Uit contacten met sekswerkers (via het platform SWexpertise en in persoonlijke gesprekken) blijkt dat enkele vrouwen die tot een paar jaar geleden openlijk voor hun werk uitkwamen, dat nu niet meer doen. Twee van hen geven aan dat zelfs familieleden die vroeger nooit hun beroep ter discussie stelden, hen nu anders behandelen. Voormalige medewerkers van De Rode Draad verzochten mij hun namen op de sekswerkerfgoed site ongenoemd te laten. Metje Blaak, die jarenlang openlijk in de media optrad, meldt dat het publiek agressiever op haar reageert dan vroeger. Een andere vrouw ‘Roseanne’ vertelde tijdens een interview voor een film (in mijn aanwezigheid) :

Ik heb jaren geleden besloten er open over te zijn. Maar ik wil niet in beeld om mijn klanten te beschermen. Ik ga wel eens met een klant uit. Dan wil ik niet dat – als we toevallig zijn collega’s of vrienden tegen komen – als sekswerker herkend worden, zodat hij gestigmatiseerd wordt. Dat heeft vooral te maken met de wijze waarop ik werk: als zelfstandige escort.

Ook Abel et al (2010) maken gewag van vrouwen die hun werk geheim houden met als doel hun familie en partner te beschermen omdat het stigma ook op hen afstraalt. Dit noemt men wel ‘courtesy stigma’.

Het courtesy stigma

Prostituees zijn zielig, hun mannen zijn crimineel en hun klanten zijn vies’, is een opmerking die alle vooroordelen over de prostitutiewereld lijkt samen te vatten. Partners van sekswerkers worden pooiers genoemd en hun kinderen: ‘hoerenzonen’ wat in veel talen een scheldwoord is. Maar de werking van het stigma treft meer dan de directe omgeving van de sekswerkers. Veel maatschappelijk werkers, wetenschappers en anderen die vanuit hun beroep met sekswerkers te maken hebben, aarzelen om op verjaardagsfeestjes en dergelijke over hun werk te spreken.
Het stigma is niet een probleem van sekswerkers en de mensen om hen heen, maar van de maatschappij die moeite heeft met het verschijnsel sekswerk, zo werden de sekswerkers uit Nieuw-Zeeland en New South Wales in Australië niet moe te benadrukken tijdens een internationale workshop in Den Haag in 2011.

Meer over stigma op het sekswerkerfgoed YouTube kanaal

Terug naar inhoudsopgave boek

Hendrik Wagenaar over stigma en prostitutie (Engels)

Professor Ine Vanwesenbeeck

Bronnen

 

 

Noten

Noten
I Goffman, 1963
II Carpentier, 1999
III Abel et al, 2010
IV Parent-Duchatelet, 1836), Lombroso, 1894
V Walkowitz, 1983
VI Wong, 1961
VII Groothuyse, 1973
VIII Mooy, 1998
IX Abel et al 2010