In de Polder was er één plek waar men niet op verhoging van de drankomzet uit was: het kerkzaaltje van Jeruël in de Vierwindenstraat, een evangelische organisatie die probeerde zondaars te bekeren. Verdoolden konden er onderdak vinden, zoals bijvoorbeeld een aan lager wal geraakte degenslikker. De journalist Brusse prees de organisatie omdat ‘negers’ er ook terecht konden. Het werd geleid door een pianospelende broeder en zijn vrouw. Tussen de gezangen door legden dronkenlappen in een soort huiskamer spontaan getuigenissen af. [I]Brusse, 1901
In mei 1864 waren evangelisten begonnen de Zandstraat te bekeren. ’s Avonds nodigden ze vrouwen uit voor een koffiesamenkomst die pas om één uur zou gaan plaatsvinden. Ze verspreidden een krantje met de naam De Blijde Boodschap.
Ze trokken met tien man de buurt in. Aanvankelijk werden ze door de vrouwen uitgescholden en soms kwaadaardig omsingeld. Maar langzaam maar zeker verwierven ze enig vertrouwen omdat ze niet te deftig, te ‘langejasserig’ deden.
Ze vroegen een keer aan een eigenaar van een danshuis of ze daar een liedje mochten zingen. ‘Ja, dat was goed’. De daar aanwezige vrouwen wilden ook wel eens met de broeder dansen. De waard wist dat te voorkomen zodat ze rustig op het podium stichtelijke liederen ten gehore konden brengen. Het publiek zong mee net als de mensen die buiten voor de open deur stonden.
De politie was inmiddels gekomen om hen te beschermen. Die hele ‘zielevisactie’ had één nieuwe bekeerling opgeleverd. Brusse was zo gecharmeerd van de oprechtheid van deze organisatie dat hij op verzoek een boekje over hen schreef. ‘Niet om propaganda te maken, ze wilden zich richten op de lagere sociale klassen. Liever platte zonde bestrijden dan verfijnde (onzichtbare) zonde’, zo vond men. In 1880 kreeg de vereniging een eigen opvanghuis in Rotterdam.
Het Leger des Heils zat ook in het Zandstraatkwartier zelf en combineerde evangelisatie met praktische hulp. De joodse bevolking werd bediend door de organisatie Mordechai. Joden werden met de belofte van een broodje naar hun burelen gelokt. Christenen waren er ook welkom maar moesten dan wel genoegen nemen met een half broodje. Maar ook niet- religieus geïnspireerde mensen wilden iets betekenen voor de bewoners van de Polder. De sociaal bewogen schoolmeester en schrijver Chris van Abkoude (1880-1960), bijvoorbeeld, zette zich in voor de jeugd die in de Polder te midden van criminaliteit moest opgroeien. We kennen hem als de auteur van Kruimeltje en de Pietje Bell boeken.
In 1911 leefden er op een oppervlakte van twee hectare zo’n 2400 mensen bij elkaar in een doolhof van stegen, die soms maar 80 of 90 centimeter breed waren. Op 1,68 hectare waren er 587 huishoudens. 2500 bewoners woonden in 250 huizen waarin 700 woningen waren gemaakt. Daarnaast waren er nog eens 150 pakhuizen, winkels en andere ondernemingen.
De huisvesting was er vanaf de 18de eeuw achteruitgegaan. Het eigen kleine huis binnen de veste verdween ten gunste van huurhuizen met meerdere verdiepingen. Vooral in de negentiende eeuw nam de bevolkingsdichtheid toe zodat men de tuinen voor aanbouwsels ging gebruiken of de huizen opdeelde.
Ten gevolge van het van kracht worden van de woningwet van 1902 moest de Gezondheidscommissie er een onderzoek instellen. Zij schreef in 1902 dat de huizen vuil waren. De afvoerpijp voor de poep liep door een kast en diverse kinderen sliepen in één bed dat vaak ook nat was, een waar lustoord voor ongedierte. De ratten sliepen soms in de bedstee.Vervolgens publiceerde in 1903 de socialist Hendrik Spiekman samen met de journalist Louis Schotting een brochure over de beroerde leefomstandigheden in de Polder. Zij bevestigden het oordeel van de Gezondheidscommissie. De huizen stonken en de bewoners hadden er te kampen met ongedierte. Meerdere huishoudens moesten één wc delen. De Gezondheidscommissie had ook geconstateerd dat veel woningen als bordeel fungeerden. Dat leverde de huiseigenaren meer op want de huren van bordelen, danstenten en winkels waren hoger dan die van woonhuizen.
In het begin van de 20 ste eeuw veranderde het aanzicht van De Polder doordat de lantaarntjes door gaslampen werden vervangen. Brusse: ’De atmosfeer is eruit, de roes is er af en in dat nuchter bleeke licht boven de danshuizen, kroegen en knipjes zag je meteen hoe poovertjes triestig het daar allemaal stond en schrijnend de gezichten.’
Het einde
De stad had echter een veel radicalere oplossing voor de problemen in De Polder bedacht: de bulldozer erdoorheen. De gemeenteraad besloot de Coolvest te dempen en oude wijken te slopen. Het voorstel tot sloop kwam van het raadslid Van Staveren, een verklaard tegenstander van prostitutie. Hij vond het ‘eene zonde tegen Gods heilige Oogen’. [II]Frijhoff, Waardt, de, 1998 Op 13 mei 1909 viel het doodvonnis voor de Zandstraat.
Hoewel hij de slechte leefomstandigheden op de agenda had gezet stemde de socialist Spiekman tegen, Burgemeester Zimmermann betoogde in raadsvergadering van 9 mei 1909 dat de nieuwe plannen een ‘einde aan de schandelijkste toestanden zouden maken zodat de meest bedorven plek in onze wijngaard zal zijn uitgeroeid.’ Dit besluit viel in het jaar waarin Rotterdam het ook al zonder kermis moest stellen; die was namelijk in 1908 afgeschaft. [III]De Vree, 1991
Men begon met de muziekvergunningen in te trekken. In de loop van 1910 werden de grootste zaken in De Polder gesloten. Op oudejaarsavond 1910 was er groot feest. Agenten liepen door het gedrang heen en kondigden de sluiting aan. De sluiting duurde welgeteld tien minuten; het laatste signaal klonk bij danshuis Nielsen. De menigte die in verwachting van een spetterende rel alles op afstand gadesloeg was waarschijnlijk teleur gesteld. De bordeelhouders zorgden voor een rustig verloop; ze hadden te verstaan gekregen dat ze– als ze meewerkten-aan de sluiting een vergunning zouden krijgen om hun zaak op de Schiedamsedijk of op Katendrecht voort te zetten. Daarop ontstond er een grote uittocht van zeelui en sjappitouwers (slampampers). De buurt zou worden afgebroken ten gunste van de bouw van een nieuw stadhuis en het postkantoor. De cabaretier Speenhoff, zelf ook frequent bezoeker van de wijk- zong:
‘De heele keet wordt afgebroken
De heeren krijgen nou d’r zin
De meides motten uit d’r zaakies
De burgemeester trekt erin
De volgende dag hing er een aanplakbiljet met de tekst: Heden overleed na een langdurig en vreugdevol bestaan
De Zandstraat
Alleen zij die haar bij leven hebben gekend, kunnen ten volle beseffen wat smartelijk verlies dit is.
Het Rouwcomité
Belze Bet
Kaat Haar in de War
250 panden moesten worden gesloopt. Dit betekende het verdwijnen van 1700 woningen, 150 pakhuizen en logementen. Ons rest nog ‘Rooie Sien’, het toneelstuk van Marius Spree, dat later tot een musical is bewerkt, dat op de Polder zou zijn geïnspireerd.
Sommige auteurs spreken van een beschavingsoffensief in de rosse buurt. Was dat de reden dat De Polder geheel gesloopt moest worden? Of wilde de stad alleen de bouw van het nieuwe stadhuis en het postkantoor mogelijk maken? Voor van Staveren speelde prostitutiebestrijding wel degelijk een rol. Een paar jaar eerder hadden Van Staveren en de zijnen een einde gemaakt aan de reglementering van bordelen die door de Franse bezetter was ingevoerd.
Sietske Altink
Terug naar de inhoudsopgave van het boek
Klik hier voor meer informatie over de bronnen