Door de hele geschiedenis heen werd het werken van minderjarigen in de prostitutie problematisch gevonden. Maar de wijze waarop men met dit probleem omging verschilde per periode. Daar komt bij dat de grens voor de minderjarigheid in de prostitutie in vroegere tijden anders lag dan nu. Zo zijn er een paar gevallen bekend van minderjarige prostituees die wanneer ze een misdrijf pleegden zoals beroving even zwaar als volwassen werden gestraft.
Zo werd in 1459 in Leiden ene Fye Eversdochter met haar oor tegen het stadhuis gespijkerd. Ze had vanaf haar twaalfde in de prostitutie gewerkt. Dat was echter niet de reden voor die strenge straf; de autoriteiten vonden het erger dat zij haar klanten had bestolen. [i]
Een van de meest schrijnende gevallen uit de zeventiende eeuw is door Rembrandt getekend: Elsje aan de Wurgpaal. Uit onderzoek blijkt dat dit Elsje Christiaens uit Jutland was. Ze had in de jaren 1655-1664 tijdens een ruzie over slaapgeld op een herbergierster ingehakt. Ze was toen 16 of 18 jaar. Volgens Lotte van de Pol (in de uitzending van De Gouden Eeuw, [I]helaas niet meer te bekijken was ze prostituee. [ii] Hoewel er een ander voorbeeld van een 11 jarig meisje was, dat steeds weer in de archieven opdook, waren de meeste jonge vrouwen die Van de Pol (1996) in de zeventiende- eeuwse prostitutie in Amsterdam aantrof, 15 of 16 jaar, maar niet jonger. Zij kwamen meestal uit families waar veel vrouwen als prostituee werkten.
De historicus Noordam die de prostitutie in het achttiende eeuwse Leiden in kaart bracht, telde twee meisjes die op 12- en 14 jarige leeftijd waren begonnen. (Noordam, 1985) De groep die tussen 15-20 jaar in de prostitutie was gestapt, was volgens hem omvangrijker. Hij vermeldt nog een meisje dat op haar 15de in de prostitutie stapte omdat ze snoep wou kopen. Een ander voorbeeld was Geertje van Gorcum die op 17-jarige leeftijd uit Utrecht was gehaald om in Leiden te gaan werken.
Negentiende eeuw
In de negentiende eeuw vond men het vooral een probleem dat minderjarigen zich aan het ouderlijk gezag onttrokken. Het verhaal van Carolina dient hiervoor als illustratie.
Carolina Schroef, die op 5 maart 1845 te Gravenpolder was geboren, had op haar vijftiende uitbaatster van een rendez-voushuis in Rotterdam Broekema gevraagd of ze daar mocht overnachten. Broekema stuurde haar weg omdat ze te jong was. Daarop ging ze naar de politie om zich te laten registreren. Maar ook de politie vond haar te jong en liet haar vader op het bureau komen. De vader bleek een enorme zuiplap te zijn. Het meisje wilde niet met hem naar huis maar moest dat toch. Al spoedig liep ze weer weg, ditmaal naar Den Haag. Ze had daar diverse baantjes. Ze overnachtte daar vaak bij ene Sydeman. Hij moest haar echter op straat zetten omdat hij geen personen jonger dan 18 in zijn huis mocht laten overnachten. Toen zij een schriftelijke toestemming van haar vader om in Rotterdam te verblijven kon overleggen, vond de politie het geen probleem meer om haar als prostituee te registreren.
Een ander voorbeeld. In 1895 trachtte de politie drie maal de minderjarige Elisabeth de Hoop en haar zus te arresteren omdat ze geen toestemming van hun vader hadden om in Rotterdam te verblijven. Toen de vader groen licht had gegeven, mochten ze wel in de prostitutie werken.
Falen van de politie
In Dordrecht trof de politie in 1824 de minderjarige Johanna de Korte uit Breda aan. Het meisje was door haar moeder in de steek gelaten. [iii] Maar niet overal was de politie even oplettend. In die periode mocht men pas werken als men in het bezit was van een kaart van bewijs van registratie door de politie. In Amsterdam ontstond er in 1840 een relletje omdat de Secretaris der Politie, dhr. Rosen kaarten aan minderjarigen had afgegeven zonder hun leeftijd controleren. (Slobbe, 1937) In 1881 was in Rotterdam de 16 -jarige Nathalie Marie Antoinette Jomol minderjarig aan geneeskundig onderzoek onderworpen. (Bossenbroek en Kompagnie,1998 en Visscher, 2000) Overigens werden in het Rotterdamse Ziekenhuis, waar zieke prostituees verplicht heen moesten weinig minderjarige meisjes opgenomen. (Seidler, 2011)
Aan het eind van de negentiende eeuw, toen de kritiek op de reglementering groeiende was, kwam de politie wel vaak in actie. In 1879-1895 waren er in Rotterdam zes gevallen van aanzetten tot ontucht met minderjarigen geconstateerd. Dat gebeurde ook elders. Maria van den Berg woonachtig in de Konijnsteeg in Gouda en Theodora Siebenkeller hadden tegen betaling van 25 a 75 cent per nacht minderjarigen ontucht laten plegen. Theodora had zelfs haar eigen bed voor dat doel afgestaan. De eigenaar van het enige bordeel in Assen was ook met een minderjarige betrapt. Een ander gedocumenteerd geval was dat van Geertje Pegman uit Zwolle. Zij wilde na het uitzitten van haar gevangenisstraf het exploiteren van een bordeel hervatten, maar werd daarin gedwarsboomd toen bleek dat ze een minderjarige aan het werk had gezet. Een Belgische moeder die haar minderjarige dochter met een valse geboorteakte in een Nederlands bordeel had geplaatst, wekte grote verontwaardiging. (Bossenbroek en Kompagnie, 1998) In 1897 zijn er minderjarige Françaises uit hotels gehaald. (Balkestein, 1900). De Middernachtzending (MZN), een organisatie van christelijke strijders tegen de prostitutie, kwam ook minderjarigen in de bordelen tegen. Soms gingen ze in opdracht van de ouders op zoektocht.
De christelijk geïnspireerde strijders tegen de prostitutie hadden aan het eind van de negentiende eeuw opvanghuizen opgericht. In de asiels van Heldring zaten in 1857 250 vrouwen – zowel prostituees als ‘gevallen’ vrouwen – waarvan er 107 minderjarig waren. (De Vries, 1997) (Ongehuwd zwangere vrouwen werden als gevallen vrouwen gezien. (Prostituees ook)
Tot de jaren 80 20ste eeuw
Rond 1900 was de politie bezig een internationaal mensenhandel netwerk op te rollen. In dit verband tipte de Prefect van Parijs de politie dat er in het Rotterdamse bordeel Palais Oriental minderjarigen zaten. (Visscher 2000)
Tussen 1917-1922 registreerde de Rotterdamse Jeugd- en Zedenpolitie 568 prostituees. Twee van hen waren 12, veertien 14 jaar, 24 15 jaar en 68 16 jaar. 110 waren op hun 17e begonnen, 126 op hun 19de en 83 op hun twintigste. De rest was bij de entree in de prostitutie volwassen, dus 21plus. [iv]I
In Amsterdam leidde de kwestie van minderjarigheid tot een gevalletje corruptie. Een exploitante betaalde een agent voor informatie over minderjarige en rovende prostituees. Die kon ze immers niet in haar bedrijf gebruiken. [v]
Jaren 80 vorige eeuw
Begin jaren tachtig, toen de ‘heroïneprostitutie’ de gemoederen bezighield, deden er veel verhalen de ronde over zeer jonge meisjes die na één keer gebruikt te hebben, zo verslaafd waren geraakt dat ze de prostitutie in moesten. Boeken als Het Verrotte Leven van Fleurtje Bloem (Yvonne Keuls) en het Duitse Wir Kinder vom Bahnhof Zoo (Christiane F.) voedden de maatschappelijke onrust. De onderzoeker Overman (1982) bevestigde dat er veel minderjarigen op straat werkten. in Den Haag waren 10 van de 40 straatprostituees minderjarig. Later onderzoek nuanceerde dit beeld. (Berg en Blom, 1987)
Aan het eind van de twintigste eeuw doen de loverboys hun intrede in de discussie. Zij zouden zich vaak richten op minderjarigen. Maar er is meer aan de hand met het probleem van de ‘loverboy’ en dat verdient een apart bericht.
Lees meer over leeftijden van sekswerkers
Sietske Altink
[v] Leidse Courant 25-3-1977
Noten
↑I | helaas niet meer te bekijken |
---|
Inhoud Artikel