De stichting De Rode Draad is in 1985 opgericht door (ex)prostituees met het doel op te komen voor de rechten van alle sekswerkers- mannen en vrouwen, die al of niet legaal in Nederland werkzaam waren. Sekswerkers hebben altijd de kern van de organisatie gevormd en haar kracht was dat ze haar deskundigheid direct uit de contacten met werkende vrouwen en mannen haalde. De Rode Draad kende echter wel een roerige geschiedenis van successen, teleurstellingen, patstellingen en van financiële en personeelsproblemen.
Violet
In Nederland vroeg Violet begin jaren tachtig erkenning als prostituee door haar werk met maatschappelijk werk te vergelijken. Bijna niemand had het daarvoor gewaagd prostitutie hardop arbeid en niet afwijkend gedrag te noemen. In het tijdsgewricht dat Violet naar buiten trad, was het voor sekswerkers al moeilijk genoeg om maar enigszins getolereerd te worden. Dat hun werk werd vergeleken met zoiets respectabels als maatschappelijk werk, bracht woedende reacties teweeg.
Na de Kijkduinconferentie in 1982 is de visie op prostitutie als arbeid een officieel beleidsuitgangspunt van de vrouwenemancipatiebeweging geworden. In 1983 stond dat zwart op wit in de nota van de toenmalige staatssecretaris Kappeyne van de Coppello.
Een groepje sekswerkers had zich in die periode verenigd in een praatgroep. Daar spraken ze voor het eerst met elkaar over het dubbelleven, de zwaarte van het vak en de politie die toen de aangiftes van sekswerkers niet serieus nam. Destijds vond men verkrachting van een sekswerker lang niet zo erg als die van een ‘gewone vrouw’. Ondersteund door de feministische publiciste Gail Pheterson en andere feministen richtte dit groepje De Rode Draad op. Eind 1984 was de oprichtingsvergadering, op 17 januari 1985 werden de documenten bij de notaris getekend.
De naam De Rode Draad
Gail Pheterson bedacht de naam van de organisatie. Ze werd geinspireerd door de roman The Scarlet Letter van Nathaniel Hawthorne. In dat boek moet een ‘zondige’ vrouw een rode letter op haar kleding aanbrengen. Tevens verwees de naam naar een samenbindend element: De Rode Draad.
Vlak na de oprichting van De Rode Draad, werd in februari 1985 in Utrecht en Amsterdam het eerste Wereld Hoerencongres gehouden. De eerste dag was alleen voor prostituees uit Nederland; aan de tweede dag namen ook vrouwen uit het buitenland deel.
Een van de belangrijke thema’s was migrantenvrouwen. Men beweerde men dat ze zelden vrijwillig in de prostitutie werkten maar door hun armoedige omstandigheden gedwongen waren. Verslaafde vrouwen wilde men aanvankelijk ook uitsluiten van de beweging. Door hun aanwezigheid zou het vak te veel met drugs worden geassocieerd. Maar een aan heroïneverslaafde sekswerker vroeg tijdens het eerste hoerencongres met succes om solidariteit. Na dit alles richtten Gail Pheterson en Margo St James van de Amerikaanse zusterorganisatie Coyote de International Committee for Prostitute’s Rights op. (ICPR). Van Margo St James is de volgende beroemde zinsnede afkomstig: ‘I’d rather suck cock than kiss ass.’ Deze ICPR organiseerde een tweede congres waar ook De Rode Draad prominent aanwezig was. Dat vond in oktober 1986 in Brussel plaats in het gebouw van het Europese Parlement. Ook Griselidis, een Franse activiste van het eerste uur, was er. Haar poedeltje zat in de speciaal ingerichte hondencréche. Margo St. James, Gloria Lockett, Norma Jean Almodavar, de erotische performer Annie Sprinkle en vele andere beroemde en minder beroemde sekswerkers voerden er het woord. Net als de politici werden ze door obers voorzien van mineraalwater en jus d’orange. Ze konden gebruik maken van de diensten van officiële tolken. Zij hadden ten huize van Gail Pheterson in een aangename sfeer een spoedcursus vaktaal gekregen. Klik hier voor foto’s van dat congres in Brussel. In deze periode trad Margot Alvarez naar voren, die later nog jarenlang het gezicht van De Rode Draad zou bepalen.
In 1987 kreeg De Rode Draad subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat uitgerekend dit ministerie de financiering op zich nam, was in feite al een erkenning van het feitdat het om arbeid ging. Na drie jaar moest De Rode Draad echter naar WVC (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) wat later VWS werd.
De medewerkers moesten ineens een organisatie gaan managen, een public relations beleid ontwikkelen en onderwijl standpunten over controversiële onderwerpen aandragen. Vanuit het hele land vroegen instellingen De Rode Draad een instant mening over inrichtingseisen voor bedrijfsruimten en over gemeentepolitiek. De buitenwacht verwachtte dat een professionele sekswerker alles aankon en over een ongekende hoeveelheid vaardigheden beschikte. Dat gaf de nodige moeilijkheden in de organisatie. Maar ook buiten de organisatie, in de maatschappij, was van alles aan de hand.
Aids
De slag die de komst van antibiotica geslachtsziekten hadden toegediend bleek slechts een Pyrrusoverwinning te zijn. Dit kwam aanvankelijk tot uiting tijdens een kortstondige paniek die door herpes, hardnekkige schimmelinfecties en tegen antibiotica resistente typen gonorroe werd veroorzaakt. En dit was nog maar een voorbode van wat komen zou.
Er doken incidentele, maar verontrustende berichten op over een nieuwe besmettelijke ziekte. De medici stonden met de pet in de hand. Paniekverhalen en geruststellende praatjes wisselden elkaar af. Men zou het kunnen krijgen van het drinken uit andermans kopje of op de wc. Anderen meenden dat muggen het konden overbrengen. In 1985 wist een arts te vertellen dat ‘de maag van de mug een stof bevat waartegen de ziekte niet bestand was. ‘Deskundigen’ verzekerden het grote publiek dat de ziekte, die later als een virusinfectie werd geïdentificeerd, beperkt bleef tot homoseksuele kringen; een hetero kon het alleen van injecties met vuile naalden krijgen.
De Rode Draad reageerde daarop met een brochure 1989-aids-en-prostitutie . In deze brochure werd duidelijk gemaakt dat sekswerkers deskundig waren in het gebruik van de enige remedie tegen de ziekte: het condoom. Zo werd het gevaar afgewend dat sekswerkers als verspreidingsbron werden gezien.
Er zijn in de beginjaren twee hoerenbals georganiseerd. Een derde is er wegens geldgebrek nooit gekomen. Het eerste werd direct na het eerste hoerencongres gehouden, het tweede was een jaar later. Dit tweede bal sloeg zo aan dat clubs er een bedrijfsuitje van maakten. ‘Wegens hoerenbal gesloten’ stond er die zondagavond op veel deuren van clubs te lezen.
Er kwam een vakblad: Blacklight, een glossy dat door geldgebrek weer werd vervangen door goedkopere geproduceerde Vluggertjes en Maizena. In 1997 en 1998 is geprobeerd BlackLight weer nieuw leven in te blazen, een heksentoer omdat het abonneebestand achterbleef en de productie veel tijd en geld kostte. In 2001 is de laatste BlackLight feestelijk verschenen. De Rode Draad heeft daarna wat incidentele publicaties het licht doen zien en kreeg een website.
In 1989 verspreidde De Rode Draad op de Amsterdamse Wallen stickers met de tekst No Pictures tegen opdringerige toeristen met camera’s. Nog steeds prijken ze op de ramen in de rosse buurten. Een andere sticker die diende om klanten erop te wijzen dat BTW een prijsverhoging teweeg zou brengen, was minder succesvol en stuitte op veel verzet van raamexploitanten.
Het werd De Rode Draad niet gemakkelijk gemaakt om prostituees bijeen te roepen. Eind jaren tachtig weigerde De Telegraaf advertenties voor de Open Avond. De krant De Gelderlander maakte bezwaar tegen de term ‘hoer’ in de advertenties. Het verloop onder de vrijwilligsters was nogal groot. Ze liepen het gevaar in de kijker te lopen en konden hun werkervaring bij De Rode Draad moeilijk op hun curriculum vitae zetten.
In de zomer van 1996 verkeerde De Rode Draad in een crisis. De opvolgers van Margot Alvarez hadden beiden plotseling ontslag genomen. Het bestuur overwoog de organisatie op te laten gaan in Prosex, aanvankelijk een coöperatie van prostituees die bij voorkeur samen met de FNV een dienstenpakket voor sekswerkers zou gaan aanbieden. Een paar zeer gemotiveerde vrijwilligers moesten samen met een administratieve kracht de tent gaan runnen. Sietske Altink was destijds bestuurslid. Zij werd aangezocht de leiding tijdelijk over te nemen.
Behalve ten aanzien van de overheidssubsidie was De Rode Draad op een andere wijze in een crisis terecht gekomen. Enkele vrijwilligers wilden meer inspraak en richtten een vereniging op (1993): De Hoerenbond. Daar is de laatste tijd niets meer van vernomen.
Behalve de Hoerenbond was er nog een verenigings/coöperatie-initiatief in Rotterdam gestart. St Madam profileerde zich in de pers als vakbond voor prostituees. Dit ging uit van een coöperatie: een gigantische maatschap die vrouwen in dienst zou nemen om ze vervolgens te werk te stellen bij diverse bedrijven. Voor het realiseren van deze plannen was een startsubsidie van drie miljoen aangevraagd. Ook dit initiatief stierf een langzame dood.
Ondertussen was De Rode Draad een reorganisatie begonnen. Het plan om een vereniging binnen de Rode Draad op te richten kwam weer naar voren. Inmiddels had men bedacht dat ‘de vereniging binnen De Rode Draad’ lid kon worden van de FNV. Daar was men inmiddels begonnen met een breder aanbod dan alleen voor werknemers. De zzp’ers waren in beeld gekomen. (1997)
Er werd een stevige lobby naar de politiek toe opgezet. Ook werden de banden met andere leden van het netwerk aangehaald. Dit lukte. De Rode Draad kon weer een paar jaar voortbestaan. De Registratiekamer, later het College Bescherming Persoonsbescherming, nog later Autoriteit Persoonsgegevens schreef een vernietigend rapport over de gehate politieregistratie. In 1999 was De Rode Draad aarzelend begonnen met onderhandelingen met de FNV over een aanbod voor zzp ers en voor degenen die in loondienst zouden gaan werken. Het bleek immers dat de meeste exploitanten de facilitaire gedachte slechts met de mond beleden. In juni 1999 werd er bij De Rode Draad een beleidsdag gehouden. De aanwezigen wilden waar mogelijk en wenselijk wel samenwerking met de FNV. Het was overigens niet de bedoeling om op te gaan in de FNV. De FNV zou wel expertise kunnen leveren, problemen met de legalisering kunnen aanpakken en een aanbod ontwerpen voor degenen die in een situatie van loondienst zouden terechtkomen. Hoe de samenwerking met de FNV eruit zou komen te zien, was toen niet duidelijk. Wel was duidelijk dat de FNV slechts een deel van het takenpakket van De Rode Draad over zou kunnen nemen en dat De Rode Draad altijd doelgroepen en doelstellingen zou blijven houden die niet bij de FNV ondergebracht zouden kunnen worden. Toen werd slechts besloten het gesprek met de FNV te heropenen. Prosex was inmiddels voor De Rode Draad ter ziele.
Kort daarna brak er een conflict uit op de werkvloer. Terwijl het bestuur zich nog aan het beraden was over een oplossing, stuurde medewerkster P.G. een brief naar het bestuur waarin ze voorstelt de Rode Draad tot een vakbond om te vormen.Ondertussen lobbyde het bestuur van De Rode Draad voor subsidie bij VWS voor het vakbondswerk.
In deze periode begon P.G. met ‘de omvorming van de vakbond’ bij de doelgroep te introduceren. Ze ontdekte dat dit wel veel werk was en huurde een groepje stagiaires van de Hogeschool Amsterdam in. Helaas had niemand gevraagd hoeveel vrouwen bereid waren te betalen voor het lidmaatschap van De Rode Draad. Hun rapport verscheen in april 2000.
Een ander groot probleem was dat hulpverlening werd verward met belangenbehartiging. Vrouwen die slechte ervaringen hadden met hulpverlening, beantwoordden de vragen over wenselijkheid belangenbehartiging negatief. ‘De Rode Draad als vakbond is nog te vroeg.’
Dit rapport werd in april 2000 aan het bestuur voorgelegd. Inmiddels waren de gesprekken met Dick Hamaker op gang gekomen.
Dick Hamaker ging toen al voortvarend aan de slag. De Rode Draad werd als organisatie lid van de FNV waardoor ze een beroep konden doen op de expertise van de FNV, scholingsmogelijkheden en dergelijke. Op den duur zou er binnen de Rode Draad een vereniging gaan ontstaan. Dit was bedoeld als aanvulling en niet als vervanging van het bestaande aanbod en takenpakket van De Rode Draad. Dick Hamaker had ondertussen de belangenbehartiging voortvarend ter hand genomen.
Vanaf 2001 is Jan Visser de directeur. De notulen 2002-erslag-vakwvergadering-20-feb-2002 van de oprichtingsvergadering van de Vakbond geven de stand van zaken in dit tijdsgewricht aardig weer.
De Rode Draad is begonnen als een club vrijwilligers met de organisatiestructuur van een buurthuis uit de jaren zeventig. Later werd het een semi-professionele instelling die zich probeerde om te vormen tot een projectmatige organisatie. Het vrijwilligerswerk werd beperkt tot het project vakbond. De volgende stap in de ontwikkeling was De Rode Draad als Kenniscentrum.
Dit kwam niet van de grond. In 2012 is De Rode Draad failliet verklaard.
Copyright S.Altink
Inhoud Artikel