Spotprent op (stedelijke) sluiting van bordelen. 1902.

Spotprent op (stedelijke) sluiting van bordelen. 1902.

Regelmatig geeft de regering de opdracht aan onderzoeksinstituten om de gevolgen van de wetswijziging van 2000 te evalueren. Uit de evaluatierapporten (2014, 2015) komt niet het beeld naar voren dat de ‘legalisering’ is mislukt. De ‘verstrengeling’ met criminaliteit lijkt minder hecht te zijn geworden, wat de bedoeling van de wetswijziging van 2000 dan ook was.

Ook wordt er door respondenten in de onderzoeken nauwelijks gewag gemaakt van grote openbare orde problemen. Tevens worden er bijna geen minderjarigen en sekswerkers zonder de juiste papieren in de legale bedrijven aangetroffen. Ook dit valt onder de doelstellingen van de wetswijziging van 2000, net als het tegengaan van onvrijwillige prostitutie.

In alle rapporten wordt weliswaar onderkend dat mensenhandel en onvrijwillige prostitutie niet in de vergunde bedrijven zijn uitgebannen maar dat de precieze omvang daarvan niet valt vast te stellen.

Het is opvallend dat alle drie de rapporten hannesen met de definities van onvrijwillige prostitutie en mensenhandel. De auteurs van het rapport over de illegaliteit lijken zelfs nog te denken dat als een slachtoffer wist dat hij/zij in de prostitutie ging werken, er waarschijnlijk geen sprake is van mensenhandel. Dat kan echter wel het geval zijn, wanneer de werkomstandigheden op slavernij wijzen.

Vrijwel alle onderzoekers constateren dat sekswerkers, als er iets mis is, zich niet als slachtoffer zien. De auteurs veronderstellen dat sekswerkers uit angst voor pooiers er het zwijgen toe doen. Maar of dit in alle gevallen ook de werkelijke reden is, valt te bezien. Veldwerkers van hulporganisaties en sekswerkersorganisaties weten immers al lang dat de termen ‘gedwongen prostitutie’ en ‘mensenhandel’, sekswerkers glazig doen kijken. Zij herkennen zich immers niet in die termen.

Het is duidelijk dat de doelstelling een betere positie voor de sekswerker, niet is behaald. Een van de rapporten: Prostituees aan het woord  is volledig aan deze kwestie gewijd. Echt aan het woord komen ze niet, ze mochten alleen een voorgestructureerd interview afgeven over hoe zij hun situatie ervoeren. Zo komt vooral bij de raamprostituees de grote klacht naar voren dat de verdiensten teruglopen. Zij maken ook de meeste uren. De thuiswerkers besteden de minste tijd aan het sekswerk, als je de onderzoekers moet geloven. Ze hebben gevraagd hoeveel uur ze moesten investeren om een klant te krijgen. De onderzoekers vermelden wel dat het wachten op een klant die niet komt opdagen, tijd in beslag neemt, maar men vergat te vragen hoeveel tijd het kost om neptelefoontjes af te wimpelen en de advertenties op peil te houden.

De respondenten in clubs en privéhuizen zijn allemaal op de werkplek geïnterviewd. Geen probleem, de interviewers zorgden er immers voor dat ze buiten gehoorsafstand van de exploitant bleven. Helaas hebben de onderzoekers geen ervaren sekswerkers als interviewers aangeworven. Die kunnen bijvoorbeeld wel feilloos aanvoelen of er een gastvrouw mee zit te luisteren. Tevens hebben sekswerkers de neiging om op de werkplek zelf de situatie gunstig af te schilderen. Tijdens de onderzoeken voor de evaluatie van 2006, kwamen er bij De Rode Draad berichten binnen dat sommige exploitanten sekswerkers instrueerden hoe ze moesten antwoorden.

Het is namelijk opvallend dat in het onderzoek de vrouwen in de besloten prostitutie redelijk tevreden met hun werkplek en arbeidsverhoudingen. Te oordelen naar de vragenlijst is er echter niet uitgeweid over inhoudelijke aspecten van de arbeidsverhouding. Het springt ook in het oog dat veel vrouwen die via de opting-in[ii] werkten, in het onderzoek naar positieverbetering beweerden tevreden te zijn, terwijl in de andere onderzoeken de opting –in als een van de grote oorzaken van de groei van het onvergunde circuit wordt genoemd. Niettemin lijkt het erop dat de situatie op de werkvloer beter is geworden. Ook de veldwerkers die in de nadagen van De Rode Draad eropuit trokken, rapporteerden een betere sfeer in clubs, privéhuizen en massagesalons dan de jaren daarvoor.

Privatisering

De doelstelling ‘positieverbetering’ is voor een groot deel ‘geprivatiseerd’ door exploitanten daarmee te belasten. Zo zijn ze in de toekomst verplicht een bedrijfsplan te maken waarin ze moeten beschrijven hoe ze ‘gedwongen prostitutie’ denken te gaan bestrijden. Heel interessant, maar wie gaat de bedrijfsplannen en de ‘commitment’ aan de bedrijfsplannen controleren? Wel is het zo, en dat is tijdens het veldwerk van De Rode Draad in 2012 en in het vergelijkend onderzoek van Wagenaar en Altink bevestigd, dat exploitanten sekswerkers die door ‘anderen’ worden gebracht, niet in hun bedrijf laten werken. En over het algemeen zullen zij ook meewerken aan informatieverschaffing over ‘uitstap’. Maar verder is het maar de vraag of zij de aangewezen personen zijn om de positie van de vrouwen te verbeteren. Zij hebben immers andere belangen!

Uitstap

Overigens komt de kwestie van ‘uitstap’ – net als in 2006- in het onderzoek naar de positie van sekswerkers niet goed uit de verf. De vraag uit 2006: ‘Zie je jezelf over vijf jaar nog in de seksindustrie werken?’, is herhaald. Er wordt niet bij gemeld dat ze dan wel genoegen moeten nemen met minder inkomen. Dat is echter niet onbelangrijk. Zo blijkt bijvoorbeeld dat sekswerkers nogal eens stoppen, maar vaak uit geldgebrek weer in het vak terugkeren. Een klein deel keert zelfs na vijf jaar weer terug. Overigens is het opvallend dat degenen die (tijdelijk) stoppen, daar zelden professionele hulp bij inroepen.

Thuisprostitutie

Alle onderzoekers constateren een sterke toename van thuisprostitutie. Mogelijk wordt dit binnenkort de meest omvangrijke vorm van (onvergunde) prostitutie. Ook is er een toename van het aantal (vergunde) escortbureaus, wat waarschijnlijk te maken heeft met de vergunningseis voor escortbureaus die de laatste jaren in veel gemeenten is ingevoerd.

Daar staat tegenover dat het aantal vergunde clubs, massagehuizen, privéhuizen en vergunde raamverhuurbedrijven sterk is afgenomen. Van alle bedrijven die rond 2000 bekend waren, is minder dan de helft over. Vooral de sluiting van de raambedrijven heeft tot een groot verlies aan werkplekken geleid. De onderzoeken geven geen antwoord op de vraag of er een direct verband is tussen de afname van werkplekken in de vergunde sector en de toename van (onvergunde) thuisprostitutie. Dit heeft mogelijk te maken met de opdrachtverlening voor het onderzoek. De vergunde en de illegale prostitutie zijn namelijk apart van elkaar onderzocht. Maar het is vreemd om legale en illegale prostitutie als twee verschillende fenomenen te zien, wat nu exact wel is gebeurd, net als in de editie van de onderzoeken van 2006. Overigens lijkt – afgezien van onvergunde thuisprostitutie en/ zelfstandige escort- illegale prostitutie niet zeer omvangrijk te zijn. Het is er wel, maar meldingen daarover blijven in de geruchtensfeer steken.

De Wet Regulering Prostitutie

Wat de Wet Regulering Prostitutie, zoals dat wetsontwerp in 2014 nog heette, betreft, moet het onderzoek naar de gemeenten van het onderzoeksbureau Beke naar voren worden gehaald. In dit onderzoek worden diverse toekomstige knelpunten helder belicht. Ten eerste is het maar de vraag of de zo gewenste eenvormigheid van vergunningenstelsels in gemeenten haalbaar is. Thuisprostitutie – dus een groot deel van het aanbod- is namelijk ‘vrijgesteld’ van uniforme vergunningverlening.

Een ander groot struikelblok is dat gemeenten ‘bedrijfsmatig’ verschillend definiëren. Daarnaast zijn er nog veel gemeenten die het niet nodig vinden om een beleid te ontwerpen, omdat ze menen dat er geen prostitutie in hun gemeente wordt bedreven. Maar ook daar zal thuisprostitutie ontstaan, zo dat er nog niet is. En wie gaat daarop toezien? Verloopt dat zoals nu vaak het geval is, door middel van bestuurlijke controles? En wat voor effect hebben die tijdrovende en geldverslindende bestuurlijke controles nou helemaal? In de meeste gevallen leveren ze alleen maar een waarschuwing voor de overtreder op. Een enkele keer wordt er een dwangsom opgelegd. In het geval van migranten is die dan ook moeilijk te innen omdat ze meestal niet in de gemeentelijke administratie zijn opgenomen. Vooral Nederlandse sekswerkers lopen dus het risico op boetes en faciliteerders van onvergunde prostitutie gaan daarentegen vrijuit.

De maatregelen zijn bovendien niet overdraagbaar op andere gemeenten; gewoon naar een andere gemeente verhuizen is vaak een doeltreffend om de bestuurlijke maatregelen te ontlopen. De onderzoekers van Beke hebben enkele keren tijdens bestuurlijke controles meegemaakt dat thuiswerkers beweerden niet op de hoogte te zijn van de vergunningplicht. De auteurs van het rapport vragen zich af of dat altijd een smoes is, of dat dit een mogelijk knelpunt is. Tijdens het veldwerk voor het internationaal vergelijkend onderzoek (Wagenaar en Altink, 2012) wisten ook niet alle thuiswerkers van de vergunningplicht af. Hier ligt voor gemeenten nog een schone taak op het gebied van informatieverschaffing.

De gemeenten krijgen nog meer op hun bord. De politie is immers bezig taken zoals bestuurlijke controles af te stoten. Dus zullen gemeenten hiervoor zelf ruimte moeten maken in hun budgetten. De politie blijft wel de controles op het gebied van mensenhandel doen. Deze taak komt op het bordje van de Vreemdelingendienst te liggen, hoewel de meeste slachtoffers Nederlanders of legaal in Nederland verblijvende en werkende Europeanen zijn.

Leeftijdverhoging

Thuisprostitutie speelt ook een rol in de discussie over een ander belangrijk element van de Wet Regulering Prostitutie of de wet regulering sekswerk:  de verhoging van de  minimumleeftijd naar 21. In alle rapporten komt naar voren dat de ondervraagde experts vrezen dat sekswerkers van 18 tot 21 zich onder andere zullen verschansen in een vorm van thuisprostitutie. Ook voor de klanten is het dan naar verwachting moeilijker om de leeftijd vast te stellen. De meeste betrokkenen snappen wat de voordelen van de leeftijdsverhoging zijn, maar men wijst op het probleem van de overgangsperiode. Politici willen die echter niet drie jaar laten duren, maar slechts één jaar- volgens hen lang genoeg om jonge vrouwen de gelegenheid te geven om uit te stappen. Wishful thinking?

Sietske Altink

Bronnen

[i] Bleeker, Y., Homburg, G. et al, Regioplan (2014) Sekswerkers aan het woord, de sociale positie van sekswerkers in Nederland in 2014, Amsterdam, uitgave van het WODC Den Haag.

Daalder, A.L (2015), Prostitutie in Nederland anno 2014, Cahier 2015-1, WODC, Den Haag

Centrum voor Criminaliteitspreventie en veiligheid (2015), Prostitutie vanuit woningen, handelingsperspectief, Utrecht.

Nijkamp, R., Sijtstra, M., Snipper, J., Bieleman, B., (Bureau Intraval) (2015) Onderzoek naar de aard en omvang van de niet-legale prostitutie in 2014, uitgave van WODC, Den Haag en Groningen.

Wijk, van et al, (2014), Prostitutie in Nederlandse gemeenten. Een onderzoek naar aard en omvang, beleid, toezicht en handhaving in 2014, Bureau Beke, een uitgave van het WODC, den Haag.

 

[ii] Een systeem om sekswerkers als een vorm van fictieve werknemers te zien zodat er geen sociale lasten betaald hoeven te worden.

Inhoud Artikel