Al eeuwenlang is er een relatie tussen prostitutie en alcoholconsumptie. Tot de zeventiende eeuw ging dat vooral om bier en wijn. Wijn werd in de grotere en duurdere bordelen geschonken. Bier was alom verkrijgbaar als levensmiddel, want schoon drinkwater was heel lang een schaars goed.
In herbergen – vooral in de zogeheten ‘quade herbergen’– werd er per definitie gedronken, maar het is niet bekend of er in de kleine bordelen of bij de zelfstandig werkende deernen dranken werden genuttigd. In de achttiende -eeuwse clandestiene bordelen, de zogeheten stille knippen, schonken de waarden niet openlijk alcoholische dranken maar werd er bij wijze van uitzondering als luxe warme chocola of koffie of thee geserveerd. (Noordam, 1985) De consumptie van jenever is echter een verhaal apart.
Jenever
Sterke drank – en vooral jenever- was eigenlijk een 17de -eeuwse uitvinding. Voordien werd er voor andere doeleinden gedistilleerd. Aan het eind van de middeleeuwen werd de alambiek in Europa geïntroduceerd, een distilleerapparaat dat door Arabieren zou zijn uitgevonden. Het voorvoegsel ‘al’ in de woorden alambiek en alcohol suggereert al een Arabische herkomst.
Men ontdekte dat vluchtige alcohol bij verhitting sneller verdampte dan water en dat de opgevangen damp een hoger alcoholgehalte bevatte dan de oorspronkelijke vloeistof. De Nederlandse arts Franciscus de le Boë Sylvius mengde alcohol met jeneverbessen en dacht zo een goedkoop middel tegen jicht te hebben gevonden. De jeneverbes gold tevens als een middel tegen de pest, en voor prostituees niet onbelangrijk, als een ‘natuurlijk’ abortusmiddel. Toch bleef jenever tot de 16de eeuw een medicinaal karakter hebben. Als medicijn sloeg het echter niet aan, maar als drank des te meer. [I]Historia net Door zeelieden werd het echter nog als medicijn gebruikt en zij kregen het derhalve als bestanddeel van hun gage. De eerste ‘wetenschappelijke’ vermelding van jenever als drank, als genotsmiddel, is te vinden in Een Constelyck Destileer Boec uit 1552. In dit werkje is sprake van jeneverbessenwater of aqua juniperi.
Jenever zoals we het nu kennen werd waarschijnlijk pas in de 17de eeuw gestookt. In de 17de en 18de eeuw stonden de Lage Landen wel onder buitenlands bewind, wat graantekorten tot gevolg had. Maar de Hollanders wisten die tekorten aan te vullen. Zo kon men in het stadje Schiedam van de toen niet meer rendabele haringvangst met de uit de Baltische staten aangekochte gerst en rogge op jeneverproductie overgaan.
In de zeventiende eeuw kende men in Schiedam naast de 33 herbergen talloze tapperijen. (De Wit, 2008) Enkele van deze gelegenheden werden uitgebaat door zeemansvrouwen die er soms als prostituee bij klusten.
Jenever werd populair in de 17de en 18de eeuw in de bordelen omdat het goedkoper was dan wijn. (Slobbe, 1937). De Zandstraatbuurt, de rosse buurt van Rotterdam, stond vanaf de achttiende eeuw tot de sloop in 1910, bekend om de jeneverconsumptie aldaar.
Het tij keert
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam gedistilleerde drank in een ander daglicht te staan. Er was inmiddels schoon drinkwater beschikbaar en met name gedistilleerde dranken vond men ongezond en gevaarlijk. [II]Website Jellinek, geraadpleegd op 19-9-2017 De bankierszoon Jacob Mees bijvoorbeeld, schreef in zijn dagboek (1872-1874) over een bezoek aan een danshuis dat er de ‘allervuilste hoeren’ met ‘jenever overstort’ rondliepen. [III]Mees, Jacob David, Dagboek 1872-1874. (1979) ed. Thimo de Nijs, Egodocumenten, Volume 14, Uitgeverij Verloren, Hilversum
De veranderde houding ten aanzien van ‘sterke drank’ viel toen samen met een andere ontwikkeling: de prostitutiebestrijding die door belijdende christenen werd geïnitieerd. Zij zagen drankzucht – naast de ‘lust tot opschik’- als een van de belangrijkste oorzaken van prostitutie. De Middernachtzending bijvoorbeeld- een organisatie van gelovigen die bij bordelen postte om klanten van de zonde te weerhouden- trakteerde het lezerspubliek op afschuwwekkende taferelen van jenever drinkende prostituees. Zo schreef Van der Steur, een van de voormannen van deze groepering, over ‘vrouwspersonen’ die met een fles jenever in de ene hand en een sigaar in de andere, mannen naar het bordeel lokten. De acties van deze Middernachtzending vielen bij bordeelhouders niet bepaald in de smaak; zij verstrekten daarom in ruil voor het mishandelen van middernachtzendelingen gratis jenever aan vechtersbazen.
—–
Ook bij klanten zou drankzucht – en met name behoefte aan jenever- een belangrijke reden zijn voor hun ‘perfide’ gedrag. De bevlogen prostitutie bestrijdende dominee uit de kringen van het Reveil, Ottho Heldring publiceerde in 1838, een curieus pamfletje met de ronkende titel De jenever erger dan de cholera, een volksboek in voorbeelden en cijfers, voor jong en oud, arm en rijk. I.A. Nijhoff, Arnhem))
Met ‘harde feiten en cijfers’ toont hij daarin aan dat de jenever- ‘de treurigste uitvinding der menschheid’ -meer slachtoffers dan de cholera maakte. Het bewijs ervoor lag op het kerkhof: de vele graven van jonge mannen. Als afschrikwekkend voorbeeld vertelt hij het verhaal van twee goede vrienden die tijdens het jenever drinken zo’n enorme ruzie kregen dat de een de ander doodbeet.
Hij maakte ook een interessant rekensommetje: ‘ Wie op één dag 15 centen aan jenever uitgeeft is in één jaar 54-75 gulden armer: ‘eene som waarvoor hij en zijn gezin zich met gezond en voedzaam bier had kunnen verkwikken.’ ‘Voedzaam bier’ was dus de oplossing. Daarom bezat hij dan ook een bierbrouwerij die hij later tot een opvanghuis voor prostituees transformeerde.
Het kon nog ‘erger’. Zo beweerde iemand in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant in 1913 [IV] 7-6-1913 dat openbare scholen tot prostitutie opvoedden en erger waren dan de ‘jeneverflesch’. Het Stadsarchief van Amsterdam bevat een op 7 april 1908 door woedende bewoners geschreven gedateerd pamflet, over een bordeel aan de Oudezijds Achterburgwal waar meisjes van achter de vitrages klanten naar binnen lokten, om met hen te drinken. De exploitant van deze gelegenheid, Snip, bijgenaamd Kakkie, had twee kinderen van 9 en 13, bij een gebocheld dienstmeisje verwekt. Tot overmaat van ramp kregen alle kinderen in huis steeds jenever te drinken.
Ook bij de socialisten was de bestrijding van de prostitutie – als uitwas van het kapitaal en drankmisbruik – op gang gekomen. Prostitutie en jenever werden door hen vaak in één adem genoemd. In socialistische krantjes [V]in het krantenarchief werden Nederlandse kapitalisten ervan beschuldigd de prostitutie en de jenever naar Indië (Indonesië) te hebben gebracht. ‘Prostitutie en jenever, ziedaar de wapenen waardoor het volk wordt vermoord met behulp zoo nodig nog van leger en politie.’ [VI]Recht voor Allen, 23-12-1885 De socialisten hadden overigens een punt met hun drankbestrijding; de (week) lonen werden vaak in kroegen uitbetaald, waardoor die meteen in drank werden omgezet.
De socialist Herman van Dijkhuizen schreef in zijn boekje over de Rotterdamsche Roofholen, (1925) dat een kamerverhuurder een prostituee dronken voerde met ‘gratis’ jenever en haar vervolgens beroofde. Deze Van Dijkhuizen verkende ook de Schiedamsedijk, een Rotterdamse rosse buurt waar volgens Drs P. in zijn Dijklied de ‘jenever vloeide en de prostitutie bloeide’, om precies te zijn tot 14 mei 1940. Op die datum maakten de Duitsers in één klap met bommen een einde aan de rosse buurt.
Aan het eind van de negentiende eeuw slaagde men erin industriële, goedkope jenever te vervaardigen. [VII]Dit is de zogeheten Jonge jenever wat de jeneverconsumptie in de prostitutie bevorderde.
Sietske Altink (met dank aan Jeneverie ’t Spul, Schiedam).
Noten
↑I | Historia net |
---|---|
↑II | Website Jellinek, geraadpleegd op 19-9-2017 |
↑III | Mees, Jacob David, Dagboek 1872-1874. (1979) ed. Thimo de Nijs, Egodocumenten, Volume 14, Uitgeverij Verloren, Hilversum |
↑IV | 7-6-1913 |
↑V | in het krantenarchief |
↑VI | Recht voor Allen, 23-12-1885 |
↑VII | Dit is de zogeheten Jonge jenever |