Het Singelgebied Amsterdam

Het Singelgebied Amsterdam

Tot de jaren zeventig stonden gemeenten onverschillig tegenover raamprostitutie. De noodzaak tot enig beleid ontstond pas toen het een obstakel ging vormen voor stadsvernieuwing. De panden die door exploitanten waren opgekocht moesten gerenoveerd of afgebroken worden om de volkshuisvesting te verbeteren. Dit viel samen met een schaalvergroting die toen in de prostitutie gaande was. Exploitanten waren panden aan het opkopen en beperkten zich niet meer tot de eigen stad. Er kwamen ook nieuwe vormen van prostitutie bij. De heroïne deed zijn intrede.

Raamexploitanten gedroegen zich vaak agressief naar de oorspronkelijke bewoners toe. (Gorgels, 1993, Crone, 2003, Hazewinkel, 1982). Dit leverde veel protesten van buurtbewoners op die de overlast zat waren.

De betreffende gemeentebesturen (met uitzondering van Rotterdam) vonden over het algemeen dat raamprostitutie wel in hun stad thuishoorde. (Gorgels, 1993). [i] Rotterdam ging onder druk van bewoners de raamprostitutie afbouwen, maar andere steden gingen ertoe over bepaalde straten aan te wijzen voor concentratie van raamprostitutie. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig, stonden de raamprostitutiepanden tussen de woonhuizen en andere bedrijven in, verdeeld over diverse straten. In Den Haag bijvoorbeeld waren de 40 ramen verspreid over zes straten. [ii] Door concentatie hoopte men de overlast te beperken. Dit betekende dat het niet meer kon plaatsvinden op de plekken die exploitanten en sekswerkers zelf kozen.

Gemeenten wilden ook een halt toeroepen aan de expansiedrift van raamexploitanten. Den Haag begon daar bijvoorbeeld in 1976 mee. (Sandijk in Belderbos, 1987) De bedoeling was enerzijds het concentreren- en dus beperken- van overlast en anderzijds het beheersbaar maken van de rosse buurten. Concentratie maakte het immers gemakkelijker om bij ongeregeldheden straten af te sluiten.

Teneinde het concentratiebeleid te realiseren, moesten gemeenten soms panden aankopen. Dat beviel de exploitanten niet, die niet terugdeinsden voor fysieke bedreiging van ambtenaren. In 1984 werd bijvoorbeeld in Den Haag de Mobiele Eenheid ingezet om een illegale verbouwing van een raamprostitutiepand tegen te gaan. (De Haan en Haagsma, 1988). Een exploitant die 200 ramen in de Haagse Doubletstraat bezat, zei dreigend dat hij te duur was om uit te kopen. [iii]

Het concentratiebeleid had het onbedoelde gevolg dat de exploitanten die de meeste panden in de concentratiegebieden bezaten een soort monopolie positie verwierven. De raamprostitutiegebieden ontwikkelden zich tot een monofunctioneel gebied, dat wil zeggen dat er geen of weinig horeca en andere bedrijven werden gevestigd. Amsterdam vormde hierin een uitzondering. Over het algemeen was er in de raamprostitutiegebieden een flinke politie- inzet nodig. Dit was bijvoorbeeld het geval in Haarlem, Alkmaar, Arnhem en in mindere mate in Amsterdam. [iv] 

De klachten over overlast bleven echter ondanks het concentratiebeleid bestaan, waardoor gemeenten genoopt werden aanvullende maatregelen te treffen. Zo kozen de meeste gemeenten voor het autovrij of autoluw maken van de raamprostitutiestaten om overlast van rondrijdende klanten te beperken. In Den Haag kwamen er pissoirs om het wildplassen tegen te gaan. Ook werd getracht de straten aan te kleden met bijvoorbeeld groenvoorzieningen en bracht men betere verlichting aan. Eind jaren negentig voerde Amsterdam cameratoezicht in. In Utrecht gebeurde dat pas in 2009. Over het algemeen was er in de raamprostitutiegebieden een flinke politie- inzet nodig.

In sommige raamprostitutiegebieden speelde ook overlast van drugdealers en pooiers. Dat was in 1995 voor Den Haag reden om voor het raamprostitutiegebied een noodverordening af te kondigen. [v] In 1996 nam Amsterdam het initiatief om vooruit te gaan lopen op de wetswijziging die er maar niet kwam. De stad ging eisen stellen aan de exploitanten. Illegale werkers werden niet meer gedoogd. Andere steden volgden.

In 2000, toen de wetswijziging wel van kracht werd, stelden alle steden met raamprostitutiegebieden inrichtingseisen op. In grote steden maakte men afspraken met exploitanten. Officieel trachtte men criminele exploitanten te weren. Kennelijk is dat niet helemaal gelukt. In 1996 moest de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Schelto Patijn, nog een gedoogbeschikking naar de gevangenis sturen.[vi] In Amsterdam deed men later zaken met Charles Geerts, van wie men in 2007 de ramen op verdenking van onregelmatigheden in zijn financiering sloot.

In Amsterdam moeten in 2014 bedrijfsplannen van exploitanten aan bepaalde eisen voldoen. In Den Haag mogen ze geen sekswerkers laten werken die niet door de intake van de politie heen zijn gekomen. In Amsterdam dienen exploitanten zelf de intake te doen. (In 2017 heeft de rechter daar een stokje voor gestoken) In de hoofdstad zijn ook de hygiënerichtlijnen aangescherpt. Zo moeten er iedere dag schone handdoeken worden verstrekt. In de praktijk betekent dit dat sekswerkers zelf iedere dag de gebruikte handdoeken mee naar huis moeten nemen en ze de volgende dag gewassen en wel op de kamer moeten afleveren. Tot eind 2014 konden de huurbazen ook een boete krijgen als de seksspeeltjes op de kamers niet schoon waren. [vii]

Sluitingstijden

Behalve beperkingen in de ruimte waarin raamprostitutie mocht plaatsvinden, stelden gemeenten ook grenzen aan de tijd waarin het mocht plaatsvinden. Den Haag bepaalde in 1999 dat de openingstijden gelijk op moesten gaan met die van de horeca. (Haagsche Courant 18-6- 1999). In Amsterdam hebben De Rode Draad en later andere verenigde sekswerkers succesvol bepleit dat de openingstijden zodanig werden aangepast, dat de sekswerkers ’s morgens vroeg met het openbaar vervoer meekonden.

Sietske Altink

Bronnen

Lees meer over Het ontstaan van raamprostitutie

Omvang raamprostitutie

Oude exploitanten: Frits van de Wereld

Raamexploitanten

Huurprijzen en raampanden

Werken achter het raam

Raamprostitutie in Nijmegen

 

Lees meer

[i] Dit standpunt hebben veel gemeenten anno 2014 in verband met geruchten over mensenhandel, verlaten.

[ii] De Wallen op Stap, exploitant Arie de Jong, 1995, op Youtube geplaatst 28 juli 2009

[iii] Gooi en Eemlander 12-10-1998

[iv] Volgens de website van de gemeente Amsterdam zijn 202 prostitutiepanden in handen van 120 eigenaren. Tien huurbazen hebben tien of meer ramen.

[v] Op de Wallen werkten 350 agenten. Jaarlijks waren er 10.000 aanhoudingen. 17.000 aangiften op Wallengebied, 15% van totaal in hoofdstad, een kwart van de regio.

[v]NRC 19-3-1999

[vi] Intermediair, 24-6- 1999

[vii] Telegraaf, 23 december 2014