Het frisse en propere bordeel van E. Hulst kreeg in 1975 een vervolg toen het gemeentebestuur van Rotterdam plannen maakte voor een sociaal bordeel naast het Centraal Station. De GGD zou dit samen met de NVSH moeten gaan uitbaten. Dit speelde in de tijd dat de stad op zoek was naar een locatie voor het Eroscentrum. [I]Het Vrije Volk 11-02-1975 Dit bordeel zou door de lage prijzen de concurrentie ‘van souteneurs’ vanzelf doen verdwijnen. Dit modelbordeel is er net als het Eroscentrum nooit gekomen.

Pas in een laat stadium is de mening van sekswerkers gevraagd. Het modelbordeel noch het Eroscentrum vonden zij als werkplek geschikt. Registratie was immers een voorwaarde om daar te kunnen werken. De gemeente bleef daaraan vasthouden zonder dat daar een wettelijke basis voor was. Bovendien zou ‘zwart’ werken, toen nog gebruikelijk, niet meer mogelijk zijn.

In 1974 stuurde een burger een voorstel naar het gemeentebestuur om uit de impasse rond het Eroscentrum in Rotterdam te komen. Hij presenteert een komische oplossing voor het dilemma:vrouwenonderdrukking versus de noodzaak van prostitutie.

De vrouw ligt in een bed waarvan het hoofd in een bepaalde ruimte ligt, de rest van het lichaam in een andere. De twee lichaamsdelen worden door middel van een wandje (met een gat erin) van elkaar gescheiden. Aan de hoofdzijde worden allerlei voorzieningen getroffen zoals een hoofdsteun en een boekenrek ‘zodat zij zich kan verpozen terwijl haar lichaam aan de andere kant wordt misbruikt’. De brief is kennelijk serieus bedoeld, hoewel de briefschrijver zo nu en dan opmerkt: ‘Lacht u gerust even uit’. (Hazewinkel, 1982)

Het volgende ideale bordeel is in 1987 officieel gepresenteerd. Toen was de Tweede Kamer akkoord gegaan met de afschaffing van het bordeelverbod; men leefde in de verwachting dat de Eerste Kamer wel zou volgen. Zoals bekend liet dat zich nog jaren op zich wachten.

In 1987 werd een plan voor een kleinschalig modelbordeel bij de gemeente Utrecht ingediend. Het kwam uit de koker van Marga de Boer, destijds actief lid van de Roze Draad, de ondersteuningsgroep van De Rode Draad. Dit plan voldeed aan eisen die later in een vergunningenstelsel terug zouden komen: brandveiligheid en voorlichting over gezondheid. Ook had de initiatiefneemster een enquête onder betrokkenen en sekswerkers gehouden. Het benodigde starterskapitaal kreeg zij echter niet bij elkaar.

Dat lukte echter een Rode Draad vrouw wel. Zij regelde in 1991, nadat ze was afgewezen voor de regeling Bijstand Zelfstandigen, een lening om een sekswerkersvriendelijk escortbureau op te zetten. Ze wou een alternatief bieden voor de toen gangbare praktijken: verplichte alcoholconsumptie, lange werktijden en de hoge afdrachten aan de exploitant. Zij kreeg veel publiciteit.

Ondertussen werd zij bij De Rode Draad met argusogen bekeken. Waren ex- sekswerkers betere exploitanten dan mannen die ‘de boel leegtrokken en naderhand op een eiland gingen zitten?’ Gaat ze het echt anders doen? Helaas, achteraf bleek dat niet het geval te zijn.

Coöperaties

In de jaren negentig was De Rode Draad in gesprek met de FNV. Samen met Mieke Veenstra van die organisatie werden er plannen gesmeed om tot coöperaties te komen. Zie hiervoor Prosex en een verwant initiatief: Erotikeur.

Tegen beter weten in hoopte De Rode Draad dat er na de opheffing van het bordeelverbod ruimte zou komen voor sekswerkers die een eigen bedrijf wilden starten.

Maar na de wetswijziging bevroren veel gemeenten het aantal vergunningen ten gunste van reeds actieve exploitanten. In de grote steden was er soms nog wel ruimte voor nieuwe bedrijvigheid, maar dat mocht meestal alleen in panden waarop al een prostitutiebestemming zat. Dit leverde een hoge ‘goodwill’ op – te hoog voor individuele sekswerkers een kleinschalig seksbedrijf wilden opzetten. Nog steeds worden er plannen gesmeed om coöperaties van sekswerkers bedrijven te laten exploiteren. Gaat dit ooit lukken? Het is nog te vroeg om het Amsterdamse initiatief My Red Light te beoordelen. Over de coöperatie in Utrecht moet het volledige verhaal nog worden geschreven.

 

Het Rode Draad bordeel

Een bordeel aan de Gelderse Kade. Amsterdam

In 1994 was De Rode Draad een werkgroep Eigen Bedrijf gestart. Maar moest De Rode Draad zelf exploitant worden? Die kwestie werd in 1997 actueel toen de gemeente Amsterdam de organisatie benaderde voor het beheer van enkele raampanden aan de Geldersekade. De gemeente had de panden opgekocht omdat ze niet aan de normen die destijds in de gedoogbeschikking waren geformuleerd, voldeden. Er was zelfs een beheerstichting opgericht. Uiteindelijk koos de stad toch voor een bestaande exploitante als beheerster. Voor de Rode Draad was de lol eraf. [II]Anno 2017 zijn er nog slechts vier ramen aan de Gelderse Kade.

In 2008 is vanuit kringen van De Rode Draad een nieuwe poging ondernomen een modelbordeel te stichten.. De Rode Draad wou zelf niet het beheer op zich nemen, maar wilde dat net als in 1997 aan een beheerstichting overlaten. Met behulp van deskundigen op het gebied van maatschappelijk en duurzaam ondernemen is er toen een gedegen bedrijfsplan gemaakt om de door de Bibob afgekeurde 20 ramen van  Charles Geerts te exploiteren met steun van Groen Links en enkele ambtenaren. Het is er echter nooit van gekomen. De gemeente was bang voor een schandaal wanneer één of meerdere vrouwen uit het bordeel slachtoffer van huiselijk geweld door pooiers zouden blijken te zijn. Maar werkgevers kunnen nu eenmaal niet voorkomen dat ze ooit een slachtoffer van huiselijk geweld in dienst nemen.

Sietske Altink

Lees de andere twee artikeltjes in deze minireeks:

Het ideale bordeel in de achttiende eeuw

Het ideale bordeel (1900)

Noten

Noten
I Het Vrije Volk 11-02-1975
II Anno 2017 zijn er nog slechts vier ramen aan de Gelderse Kade.

Inhoud Artikel