Het Poortgebouw, links

Op 13 oktober 1977 wees Rotterdam het Poortgebouw, het voormalige hoofdkantoor van het gemeentelijk havenbedrijf aan als (nieuwe) locatie voor het Eroscentrum. Rond het Poortgebouw zou een bufferzone komen en met behulp van Algemene Politie Verordeningen kon uitwaaiering worden voorkomen, althans dat dacht het immer optimistische stadsbestuur. Wethouder Mentink beweerde dat dit hele plan een vorm van Openbaar Nut was, wat krachtens de Handels- en Industrieverordening uit 1936 de bestemming van het gebied moest zijn. De Hoge Raad bestreed dit echter. Prostitutie viel niet onder openbaar nut of het belang van handel en industrie.

In 1978 stelde Mentink:’ Als het Poortgebouw geen Eroscentrum wordt, staat vier jaar beleid op de tocht’. En Van der Have meende dat er geen andere geschikte locatie was, In 1979 riep hij wanhopig dat een ‘nee’ tegen het (Poortgebouw)plan, een voortdurend achter de feiten aanlopen inhield en zou een onophoudelijke druk op de bevolking, ook van andere wijken, betekenen. ‘En dat is geen chantage, maar een kille constatering,‘ voegde hij er ten onrechte aan toe en begon een volgende zinloze exercitie.

Wie gaat het bouwen en verbouwen?

Het begon er al mee dat het Poortgebouw zelf niet groot genoeg was om alle Rotterdamse prostitutie in onder te brengen. Daarom moest er in de buurt een schip met zo’n 500 bedden worden afgemeerd. Het gemeentebestuur reisde af naar Denemarken waar een werf voor 40 miljoen gulden een drijvend bordeel met 250 kamers van 22 vierkante meters op zes verdiepingen kon opleveren. Dit was goed voor zo’n 3.5 miljoen omzet per jaar. Maar waarom een Deense werf, zo vroeg men zich bij Rijn Schelde Verolme af? Zij kon dit ook leveren, wat weer gunstig voor de werkgelegenheid was. Het Denemarken-plan liet men echter al snel varen ten gunste van een Nederlands bedrijf dat een kleiner en goedkoper schip kon bouwen.

Het gemeentebestuur van Rotterdam maakte in augustus 1979 bekend dat het met bedrijf Kustplan BV aan het onderhandelen was over de bouw van een Eroscentrum. Maar meteen na de bekendmaking van de naam trok dit bedrijf zich terug. Het Eroscentrum zou niet winstgevend genoeg zijn, maar men was ook bang dat andere zakenpartners, mogelijk geen zaken meer met hun bedrijf wilden doen.

Na het terugtrekken van Kustplan dienden de architecten Dahmen en Hagendoorn een aanvraag voor een vergunning in. Ze ontwierpen een soort pretpark met bioscopen, 3 nachtclubs, 15 bars, 1 bloemenkiosk, een giftshop, een drogist, een stomerij, 2 kapsalons, 4 seksshops, 1 tatoeist, 50 eenheden voor raamprostitutie en twee sauna’s. Was dit conform de eis van de gemeente, dat het Eroscentrum zodanig moest worden vormgegeven dat de bezoeker niet automatisch het stempel van hoerenloper zou krijgen? En waarom zou iemand snuisterijen bij een giftshop bij het Poortgebouw gaan kopen? We zullen echter nooit weten of de drogist en de giftshop voldoende alibi voor de bezoekers zouden gaan bieden. Dahmen en Hagendoorn trokken zich in 1979 terug.

Wie gaat het uitbaten?

Volgens Van der Have waren exploitanten op Katendrecht bereid naar het Poortgebouw te verhuizen. Hij voerde al onderhandelingen met verschillende exploitanten, die het niet van elkaar wilden weten en er daarom over zwegen, althans zo ontweek hij de vraag van het CDA over de bereidheid van Katendrechtse bordeelhouders tot verhuizing naar het Poortgebouw. Het optimisme van Van der Have was echter misplaatst. ‘Gezwam in de ruimte’, gaf men op Katendrecht als commentaar. Zo zei Martin Simons, exploitant  op Katendrecht: ‘Onze mening heeft men nooit gevraagd’. Gerrit Jansen (de glazenwasser): ‘We moesten de Maastunnel blokkeren om een gesprek af te dwingen.‘ In 1977 beweerde hij met exploitanten dat het Poortgebouw met de drijvende bordelen financieel geen haalbare kaart was. Exploitanten moesten minstens 50 miljoen gulden investeren.

Van der Have bleef echter volhouden dat er een paar gegadigden waren, maar hij kon nog niet zeggen wie en hoeveel geld ze wilden inbrengen. Die ‘paar gegadigden’ zouden deel uitmaken van de Stichting Exploitatie en Beheer Eros- en Vermaakcentra Rotterdam. Deze organisatie zou zich tevens van de medewerking van seksbazen bij de Witte de Withstraat, in het centrum, hebben verzekerd. In 1978 beweerde de stichting zestig procent van het rosse leven op Katendrecht te vertegenwoordigen. Verhuurder Martin Simons weer: ‘Wij piekeren er niet over om met die stichting in zee te gaan.’ De exploitanten op De Kaap vonden de mannen van de Stichting Exploitatie en Beheer Eros- en Vermaakcentra Rotterdam maar een stelletje amateurs.

Protesten

De omliggende buurten waren het er ook niet mee eens. De aanwijzing van het Poortgebouw als toekomstig Eroscentrum betekende het startsein voor grootscheepse demonstraties. Lijkkisten werden de trappen van het stadhuis opgesjouwd, carnavaleske optochten trokken door het centrum van Rotterdam en buurtgroepen bezetten het partijgebouw van de PvdA.

Veertig organisaties protesteerden tegen de vestiging van ‘Fuckingham Palace’ zoals het Eroscentrum al gauw in de volksmond was gaan heten. In 1977 stelden deze organisaties een stevig bezwaarschrift op tegen het besluit van de gemeenteraad. De belangrijkste argumenten uit dit geschrift waren:

Het gebied is te klein, waardoor er toch uitwaaiering plaats zal vinden. Van der Have had beweerd dat die uitwaaiering viel te voorkomen door strenge APV’s op te stellen. Maar de buurtbewoners geloofden daar niet in. Toch bleef de PvdA –tegen beter weten in- volhouden dat de prostitutie in het Poortgebouw geen toename van prostitutie betekende, wat het volgens de politie per definitie wel was. En bovendien lagen er nog enkele onopgeloste problemen:

De financiering van het plan was niet rond.

Er was niet in voldoende horeca bij het Eroscentrum voorzien, waardoor de klanten toch de wijken zouden ingaan.

De agressie van souteneurs zou onafwendbaar zijn.

Het juridisch instrumentarium was te veel een papieren aangelegenheid en zou niet effectief zijn.

Voorts wees men erop dat het gebied slecht met het openbaar vervoer bereikbaar was en dat er (nog) geen taxi- standplaats was. Men verwachtte ook niet dat de ‘dure’ prostitutie zich in en bij het Poortgebouw zou gaan vestigen, want ‘die zat in dure tenten die geen overlast gaven’. Dat was waar, in heel Rotterdam waren er inmiddels seksclubs en escortservices ontstaan. Van Der Have liet zich echter niet door de werkelijkheid uit het veld slaan. Dan moest het Poortgebouw maar prostitutie voor de klanten met een kleine beurs gaan herbergen. Dus moest hij zijn eerdere voornemen, alle prostitutie in het Poortgebouwgebied, en nergens anders te concentreren, bijstellen. Hij moest ook toegeven dat niet alle 1133 geregistreerde prostituees naar het Poortgebouw zouden gaan. Over niet-geregistreerde prostituees had toen niemand het.

De bezwaren van de veertig organisaties werden echter door de beroepscommissie van de gemeente niet ontvankelijk verklaard. Daarvoor voerde zij als redenen aan dat het slechts om een gemeentelijk beleidsvoornemen ging en dat de gemeente de bezwaren tegemoet kwam met het plan streng tegen pooiers op te gaan treden. Pas nadat de vergunning voor het Eroscentrum in het Poortgebouw was afgegeven, zouden de protesterende organisaties effectief bij de rechter bezwaar kunnen gaan aantekenen. Maar de protesterende wijken hadden een sterkere troef in handen: het verwachte verlies aan nieuwbouwwoningen.

Verlies aan woningen

Het gemeentebestuur had gesteld dat de vestiging van een Eroscentrum niet ten koste van meer dan 250 nieuwe woningen mocht gaan. De gemeenteraad dacht dat dit aantal niet overschreden zou gaan worden. Maar was dat zo? Tot eind 1979 lagen ambtenaren van verschillende diensten met elkaar overhoop over de vraag of dit aantal correct was. Op 14 november 1979 stond in het Rotterdams Nieuwsblad dat ambtenaren uit de werkgroep Eroscentrum naar aanleiding het rapport van de Dienst Ruimtelijke Ordening (Dros) waren opgestapt. Daarin stond dat een goede woonwijk niet in de buurt van een Eroscentrum viel te realiseren. Deze dienst concludeerde dat het Eroscentrum een negatieve uitstraling op het plangebied zou hebben.

De gemeente dreigde de betreffende ambtenaren te schorsen als ze dit naar buiten zouden brengen. Vervolgens lekten bewonersgroepen vertrouwelijke correspondentie hierover tussen B en W en de ambtenaren. Er raakten belangrijke documenten kwijt die later weer toevallig werden teruggevonden. Een paar dagen voor het raadsdebat over deze kwestie kwam er een brief boven tafel waarin bewonersgroepen uit Feyenoord en Noordereiland stelden dat de voorgenomen vestiging van het Eroscentrum ten koste ging van de geplande bouw van 1200-1500 woningen.

Er bleef onduidelijkheid heersen over het aantal woningen dat verloren zou gaan. 250 of 1300? Of 1500? De Dienst Ruimtelijke ordening stelde uiteindelijk dat het per direct om 250 woningen zou gaan maar dat het Eroscentrum de toekomstige bouw van 1300 woningen onmogelijk zou maken. Dit was het einde van het Poortgebouw- plan.

Het Poortgebouw is nooit een Eroscentrum geworden. Anno 2015 staat het Poortgebouw er nog steeds en valt het onder Rijksmonumenten.

Een nieuw voorstel kwam er echter wel: prostitutie moest te water worden gelaten. Hoe dit plan strandde op het bordeelverbod valt te lezen in het vervolg: prostitutie tussen de wal en het schip.

Sietske Altink

Terug naar de inhoudsopgave van het boek

Lees de andere artikelen in deze reeks

De achtergrond

  1. De invoering van het bordeelverbod is mislukt
  2. Schaalvergroting van prostitutie op de kaart

Een carnavaleske inhoudsopgave

  1. De Maasstadoperette

Katendrecht

  1. Katendrecht: een depot van beleefde Chinezen met tijdelijke liefdes
  2. Het gecontroleerde ontstaan van een rosse buurt: bijnamenromantiek en huisjesmelkers
  3. Bewoners versus Het Leven
  4. De strijd tussen bewoners en de prostitutiewereld ontbrandt (letterlijk)
  5. Over een glazenwasser, caféhouders en kaartavondjes voor bejaarden
  6. Bordeelsluiting, een heidens karwei
  7. ‘Niet tegen maar langs de wet’.

Het Eroscentrum

  1. Het Eroscentrum, waaro, hiero of daaro?
  2. De Wijn- en Trijnhaven
  3. Dit artikel
  4. Bordeelboten, prostitutie tussen de wal en het schip
  5. De Keileweg: een erotisch luchtkasteel op een desolate vlakte
  6. De gemeente vraagt criminelen een monopoliepositie in te nemen in de prostitutiewereld

Achteraf

  1. Oeps, vergeten te vragen wat sekswerkers van al dit moois vonden
  2. Het Rotterdamse prostitutiebeleid in de jaren 70 en 80: een catalogus van blunders

Een opmerking over bronnen. Voor deze artikelenreeks zijn veel krantenartikelen gebruikt. De leesbaarheid zou zeer worden aangetast als die steeds in een notenapparaat moesten worden opgenomen. Daarom zijn de bronnen voor al deze artikelen in een aparte file vermeld die hier te downloaden is.

Overige bronnen

 

 

Inhoud Artikel