Eind 1970 schreven 208 gezinnen een protestbrief over de overlast gevende prostitutie. Dit schrijven aan B en W had echter niet het de door de ondertekenaars gewenste effect. Dat kwam omdat sommige gemelde klachten nogal onwaarschijnlijk waren, bijvoorbeeld dat ‘buitenlandse’ meisjes de gordijnen niet meer dicht deden als er een klant binnen was. Ook relativeerde de politie de klacht dat vrouwen door gastarbeiders werden lastiggevallen; dat gebeurde elders in de stad ook.

Daarop traden Lembke en Van Eijck van voorheen het wijkorgaan in het strijdperk. Deze twee mensen vervulden sindsdien de rol van woordvoerders. Het wijkcomité had inmiddels de meer officiële status van wijkorgaan gekregen.

Katendrechtse jongeren verspreidden al in 1970 een affiche met een afbeelding van een kind met de tekst: ‘Kan dit kind leven op Katendrecht? Nee! Waarom niet? Door de prostitutie’.

In 1971, net toen Rotterdamse raadsleden volop aan het vergaderen waren over een abstracte met jargon doorspekte nota Op weg naar Welzijn kwam er een open brief, gedateerd op 16 april van het wijkorgaan aan de Rotterdamse Raad op tafel met als aanhef: De Waarheid Over Katendrecht. Daarin stond onder meer:

‘Elke Katendrechter kan ’s morgens wakker worden in zijn huurwoning, die plotseling is verkocht aan een souteneur. Deze man zal geen middel onbeproefd laten om dat gezin uit het huis te pesten. Vele bewoners, vooral bejaarden, leven onder deze

2015: Terrasjes mogen nu wel.

2015: Terrasjes mogen nu wel.

bedreigingen’.

De grote boosdoener was een nieuwkomer uit Brabant, Jan van Oostenbrugge, bijgenaamd De Nek, die vele pandjes opkocht en tot bordeel transformeerde. Ook uit andere steden kwamen meldingen dat er in dit tijdsgewricht niet bepaald ‘netjes’ werd omgegaan met de bewoners van de opgekochte panden. De exploitanten waren vaak vrije jongens die maar één doel voor ogen hadden: zoveel mogelijk geld verdienen. Ze schuwden het geweld niet. Vooral de ‘souteneurs’ uit Den Haag waren berucht. Maar er was ook andere overlast: taxi’s die met draaiende motor voor de bordelen wachtten en dronken klanten die op straat urineerden. Een verzoek van buurtbewoners om urinoirs in de wijk te plaatsen was daarom niet onredelijk.

Veel klachten over overlast waren terecht. Maar het blijft de vraag waarom het wijkorgaan het nodig vond op de emoties te spelen door vooral zieken, bejaarden en kinderen als slachtoffers op te voeren.

Zieken, ouderen en kinderen

In 1972 toog burgemeester Thomassen naar een buurtvergadering op Katendrecht. Een buurtbewoonster verwoordde daar haar grieven als volgt:

‘Meneer de burgemeester, wij wonen al 65 jaar op Katendrecht. Mijn man heeft twee jaar ziek voor het raam gelegen. Op een dag kwam een souteneur voor het raam staan en deed zijn broek naar beneden. Zo maakte hij duidelijk dat mijn man niet meer voor het raam mocht liggen. Die pooier zou de ruiten wel eens ingooien.’

Een andere klacht was dat een oude wijkbewoner door een ‘souteneur’ met een bijl was bedreigd. En bij een oudere weduwe gingen ook de ruiten in.

Vooral kinderen zouden de dupe zijn. De eerder genoemde Lembke kwam in actie nadat ze van haar dochter had gehoord dat de onderwijzer eerst condooms moest opruimen voordat de kinderen buiten konden spelen. Daarop trok een groepje moeders er iedere dag op uit om condooms weg te harken. De voorzitter van het wijkorgaan Van Eijck, beklaagde zich over gebruikte kapotjes die door zijn brievenbus werden gegooid en door zijn kinderen voor ballons werden aangezien. Uit onvrede met de lauwe reactie van de politie op hun klachten gooiden wijkbewoners vloekend de condooms op het bureau van de adjudant.

Volgens het wijkorgaan konden kinderen in minstens één woning vanuit hun ‘slaapkamertjes’ de prostituees aan het werk zien. Meisjes zouden op school voor hoer worden uitgemaakt, meisjes konden niet meer alleen over straat. Kinderen van dertien zouden door met geld zwaaiende gastarbeiders worden aangesproken. ‘Mijn dochtertje van twaalf moet ’s avonds naar de telefooncel op de hoek om een dokter voor mij te bellen. Ze komt niet ver. Kerels vallen haar lastig.‘ Een andere Katendrechtse beweerde dat haar kind op school haar boterhammen in het fietsenhok moest opeten.’ En: ‘Mijn zoon van acht wordt op weg naar de winkel in een seksclub uitgenodigd om lichtbeelden te bekijken.’

14 augustus 1973. Het is een hete zomer. Enkele mensen van het wijkorgaan Katendrecht zitten net als in andere volksbuurten ’s avonds buiten op de stoep een biertje te drinken. De penningmeester wordt echter door een ‘exploitant’ – toen nog hardnekkig ‘souteneur’ genoemd- van zijn krukje getrapt. De bierdrinkende buurtbewoners zouden namelijk de klanten afschrikken. Er ontstaat een fikse ruzie. Twee dagen later dreigen ‘souteneurs’ dat ze binnenkort hulp krijgen van Haagse souteneurs.

18 augustus 1973. Zo’n dertig souteneurs gaan naar het huis van de voorzitter van het wijkorgaan. Zijn ruiten worden ingegooid. Daarop gooien de buurtbewoners een brandbom naar buiten. Een agent vuurt waarschuwingsschoten af waardoor iedereen even kalmeert.

Het onderkomen van het wijkorgaan gaat kort daarna in de fik. Dit gebeurt de komende twee jaar nog tweemaal. Later worden er enkele souteneurs voor de brandstichting gearresteerd en veroordeeld. Leden van het wijkorgaan laten zich ook niet onbetuigd. Ze gooien ruiten van bordelen in en vernielen een auto van een exploitant. Twee jaar later worden er traangasbommen bij mevrouw Lembke, secretaris van het wijkorgaan, naar binnen gegooid. Ook wordt er in haar huis brand gesticht. In 1975 worden er zeven kogels afgevuurd op de huisdeur van wethouder Van der Have van wijkaangelegenheden.

Burenruzies

We zullen nooit precies weten wat er die avond in augustus 1973 werkelijk is gebeurd toen de buurtbewoners buiten een biertje zaten te drinken. Bram de Pagter, bordeelhouder hierover:

‘Het is hun goed recht om op het stoepje te zitten. Maar op een gegeven moment begonnen ze tegen de klanten te zeggen: ‘Joh ga toch niet naar die stinkhoeren, zet je geld toch in bier om.’

In 1983 kreeg ik een brief van een ingewijde in de problematiek op Katendrecht. Daarin schreef hij dat een ordinaire burenruzie tussen de penningmeester

Het huis van Van Eijck van het wijkorgaan beklad

van het wijkorgaan en bordeelhouder Bram de Pagter de oorzaak van de escalatie was. De voorzitter van het wijkorgaan Van Eijck had zelfs belang bij de prostitutie. Hij verdiende namelijk bij met het vertimmeren van kamers tot geschikte peeskamers. (Dit is door een andere bron bevestigd). De actievoerders hadden volgens hem maar een handjevol aanhangers en waren zelf ook actief in het op straat gooien van condooms en andere ‘wandaden’ waarvan ‘pooiers en prostituees’ werden beticht.

Areka

Op een oktober 1974 heeft het Wijkorgaan Katendrecht zichzelf opgeheven, met als reden: ‘het weigeren van iedere vorm van medewerking voor het gemeentebestuur van de Maasstad’, zo stond te lezen in een huis aan huisfolder. Het feit dat er de weken daarvoor een twaalftal bordelen was bijgekomen, (in totaal waren het op dat moment 154) was de druppel die de emmer deed overlopen. Daarop leverde men de sleutel van het buurthuis en de administratie van het wijkorgaan bij de wethouder in. Maar er werd onmiddellijk een nieuwe actiegroep opgericht: Actiegroep Redt Katendrecht. (Areka). De ledenlijst daarvan werd niet openbaar gemaakt. Slechts de naam van Lembke kwam naar buiten. In een brief aan De Tweede Kamer, waarin Areka zich kenbaar maakte, schreef men dat er zich stevige judoka’s in haar gelederen bevonden. Later ontaardde dit in een welles- nietes discussie in de ingezonden brieven sectie van Het Vrije Volk.

Areka duldde geen tegenspraak. De actievoerders voerden als argument aan om de vergaderingen besloten te houden dat souteneurs die dan niet konden verstoren.

Areka wilde niet met de Katendrechtse Middenstands Vereniging (KMV) overleggen omdat daar ook mensen uit de prostitutiewereld deel van zouden uitmaken. Naderhand verweet de Werkgroep Verontrust Katendrecht de belangen van de middenstand zoals café- eigenaren en winkeliers te negeren. De nacht van 23 op 24 augustus 1973 bezetten leden van het wijkorgaan het Volkshuis omdat de leiding en het bestuur nauwer met dit KMV wilden samenwerken.

Twee pogingen om een enquête te houden over de mening van alle Katendrechters werden gefnuikt. De eerste poging dateert van 1976. Een glazenwasser, Gerrit Jansen, liep met vragenlijsten door de wijk. Volgens de uitslag van deze enquête zouden 1000 Katendrechters de prostitutie op De Kaap willen behouden. Hij moest in verband met deze enquête voor Areka vluchten. Overigens had deze man zelf ook wel het een en ander aan de rellen bijgedragen. Hij zou bij brandstichting en het mishandelen van een cameraman betrokken zijn. Een serieuzere poging tot het houden van een enquête deed  het CDA in 1978. Een CDAraadslid wou onderzoeken of er een draagvlak was voor concentratie van de prostitutie op Katendrecht. Burgemeester van der Louw raadde dat ten zeerste af: te gevaarlijk. De opbouwwerker van De Kaap, Fred Blokhuizen, vond het enquêteplan van het CDA zelfs immoreel. Het plan van het CDA om het bordeelverbod niet op De Kaap te laten gelden, leverde veel kritiek op van Areka. Uit wraak verspreidde zij privénummers van CDA- raadsleden.

In 1971 beweerde Lembke nog tolerant ten aanzien van prostitutie te zijn. Maar al ras ging de strijd niet meer om de overlast gevende prostitutie maar om prostitutie in het algemeen. Areka hing bijvoorbeeld bij kerken plakkaten op met de tekst: ‘Verlos ons van de prostitutie’.

Die anti-prostitutie stemming heeft heel lang aangehouden. Zo woedde er in 1984 nog een discussie over de vraag of er terrasjes mochten komen op De Kaap. De buurt was bang dat terrasjes prostituees zouden aantrekken. In 1987 haalden wijkbewoners bakzeil met het plan een museum in te richten in de voormalige Griekse dancing over het oude Katendrecht. In 1990 weigerde men een kunstwerk met de titel: Hommage aan het Oudste Beroep, een geschenk van een woningbouwvereniging op Katendrecht te plaatsen. Al eerder had men er Het Festival van de Ongelukkige Liefde tegengehouden. Uit 2005 dateert het laatste protest van de bewoners op Katendrecht. Dit ging om plannen voor het vestigen van een opvanghuis voor sekswerkers. Dat kwam er niet.

Stadsvernieuwing

In 1974 werd Katendrecht tot stadsvernieuwingswijk verklaard. In 1976 zou die een aanvang nemen. Maar eerst moest de prostitutie weg… Het gemeentebestuur had de bewoners beloofd dat dit in 1975 gerealiseerd zou zijn. In 1982 lieten bewonersgroepen weten niet meer mee te werken aan de stadsvernieuwing zolang de prostitutie er nog zat. Maar pas in de eerste helft van de jaren negentig vertrok de prostitutie van De Kaap. En dit gebeurde pas na de opvoering van de Maasstadoperette over Eroscentra en gokbazen die jaren in beslag zou nemen.

2015

Mijn laatste bezoek aan De Kaap was in 2015. Het isolement van De Kaap was opgeheven door de aanleg van wat niet zo toepasselijk de Hoerenlopersbrug is gaan heten: de verbinding tussen de Wilhelminahaven en De Kaap. De terrasjes waren ruimschoots aanwezig. De angst van Areka dat daar ‘hoeren’ zouden gaan zitten, is niet bewaarheid. De prostitutie was er alleen nog als tweedimensionale nostalgie merkbaar. Er waren vitrines met ‘informatie’ over de tijden van weleer. Zo heette een kroeg De Oude Hoer. Walhalla was weer een theatertje. En de Chinees was er nog. Een grote supermarkt en een pinautomaat zijn er niet, wel zijn er winkeltjes waar men heel duur brood en biologische producten kan kopen. Anno 2015 is de stadsvernieuwing op De Kaap zo goed als voltooid. Sterker nog, het is nu een yuppenwijk met koophuizen. Met andere woorden, de wijk is gegentrificeerd. Mensen met minder dan 120 procent van het minimum inkomen, kunnen zich er niet vestigen. (Rotterdamwet) Dat is wel een schril contrast met de tijden dat er voornamelijk ‘aso’s werden geplaatst.

Uit een scriptie van een sociologe blijkt dat er nog oude ‘Kapenezen’ wonen die gemengde gevoelens koesteren voor de nieuwkomers, de kakkers.

Sietske Altink

Terug naar de inhoudsopgave van het boek

Lees de andere artikelen in deze reeks

De achtergrond

  1. De invoering van het bordeelverbod is mislukt
  2. Schaalvergroting van prostitutie op de kaart

Een carnavaleske inhoudsopgave

  1. De Maasstadoperette

Katendrecht

  1. Katendrecht: een depot van beleefde Chinezen met tijdelijke liefdes
  2. Het gecontroleerde ontstaan van een rosse buurt: bijnamenromantiek en huisjesmelkers
  3. Bewoners versus Het Leven
  4. Dit artikel
  5. Over een glazenwasser, caféhouders en kaartavondjes voor bejaarden
  6. Bordeelsluiting, een heidens karwei
  7. ‘Niet tegen maar langs de wet’.

Het Eroscentrum

  1. Het Eroscentrum, waaro, hiero of daaro?
  2. De Wijn- en Trijnhaven
  3. Het Poortgebouw ofwel Fuckingham Palace
  4. Bordeelboten, prostitutie tussen de wal en het schip
  5. De Keileweg: een erotisch luchtkasteel op een desolate vlakte
  6. De gemeente vraagt criminelen een monopoliepositie in te nemen in de prostitutiewereld

Achteraf

  1. Oeps, vergeten te vragen wat sekswerkers van al dit moois vonden
  2. Het Rotterdamse prostitutiebeleid in de jaren 70 en 80: een catalogus van blunders

Een opmerking over bronnen. Voor deze artikelenreeks zijn veel krantenartikelen gebruikt. De leesbaarheid zou zeer worden aangetast als die steeds in een notenapparaat moesten worden opgenomen. Daarom zijn de bronnen voor al deze artikelen in een aparte file vermeld die hier te downloaden is.

Overige bronnen

 

 

 

 

Inhoud Artikel